vrijdag 23 januari 2009

Pastoor Kerbosch



Pastoor Kerbosch was de eerste dode mens die ik gezien heb. Hij lag opgebaard in de hal van de oude pastorie en de hele parochie liep er in een lange rij langs om hem een laatste groet te brengen: een seconde stil staan, een kruisje maken en weer doorlopen. Ik weet niet meer wanneer het was, maar ik zal een jaar of tien zijn geweest, rond 1957 dus, en ik vond het maar akelig, dat dode, witte, bloedeloze gezicht.

Hij is al ongeveer een halve eeuw dood, maar ik zie hem nog scherp vóór me: een vrij kleine, ronde man met een groot, rond hoofd. Dat hoofd was rimpelig, kaal en grijs maar hij had altijd een kwieke blik in de ogen en een jongensachtige uitstraling.

Ik heb hem ook vaak genoeg gezien, als er iemand is die zich hem goed kan herinneren dan ben ik het wel want ik zag hem elke dag: elke dag om 8 uur naar de kerk. Behalve 's maandags, dan mocht ik uitslapen.

Hij had een Solex en daarop reed hij altijd door zijn parochie, bij zijn schaapjes op huisbezoek; controleren of die zich wel aan god’s geboden hielden. Geen flauwekul met geboortebeperking en zo en geen vlees op vrijdag. Hij kwam bij ons eens op een vrijdag onder etenstijd binnen. Mijn moeder had net de soep opgeschept, heldere groentesoep, zat geen kruimeltje vlees in, maar met zijn waakzame blik zag onze zieleherder er wat vet-ogen op drijven en dat was streng verboden. Hij was onverbiddellijk: terug de keuken in met die soep!!

Maar het was wel een aardige, vriendelijke man met een groot hart. Hij gaf financiële steun aan arme gezinnen en als hij jarig was dan mochten alle kinderen van het dorp op zijn kosten naar de speeltuin. Eerst ’s morgens allemaal naar het KJV huis, een liedje voor hem zingen, elk kind een knapkoek en dan de bus in naar Genooi.

Hij had ook hulp: kapelaan De Lepper, een grote, grijze, statige man, hijgde altijd als een stoomlokomotief. De kapelanie was op de Markt, naast D’n Hook, waar later Gerrit Driessen zijn kapperszaak had.
Tijdens de godsdienstles op school jaagde hij me een keer de doodsschrik op het lijf door te dreigen dat spelen met je jeweetwelletje een doodzonde was en dat je rechtsteeks naar de hel ging als je dood zou gaan voor je je zonde gebiecht had. Daar heb ik toch een paar nachten onrustig door geslapen. En in elk geval hoefde ik bij de maandelijks verplichte gang naar de biechtstoel voortaan niets meer te verzinnen want ik had een echte zonde om op te biechten.

Hij was missionaris geweest in China. Meer weet ik niet over hem, het was een beetje een in zichzelf gekeerde man. Hij had in China heel erge dingen meegemaakt zei men.

Ik weet niet meer hoe kapelaan De Lepper's opvolger heette en wat hij allemaal deed, maar in Lottum vonden ze hem meer weg hebben van een boer dan van een eerwaarde heer. Dat vond hij zelf ook blijkbaar want hij schijnt een keer gezegd te hebben dat hij zich nog het prettigste voelde met een schop in de hand. Op hoge feestdagen zoals Kerstmis en Pasen was de hoogmis altijd een bijzondere show: drie priesters samen op het altaar en een hele zwerm misdienaars er om heen. Een “mis met drie heren” heet dat, maar in die jaren werd het in Lottum een “mis met twee heren en kapelaan” genoemd.

Het moet ook wel pastoor Kerbosch zijn geweest die de kerktoren gebouwd heeft, of in elk geval het initiatief heeft genomen. Eind 50-er jaren denk ik en ik meen dat hij 140.000 gulden heeft gekost. Ik heb hem cm voor cm zien groeien vanuit mijn slaapkamerrraam.

Die oude pastorie, daar woonde pastoor Kerbosch met zijn “pastoorsmaagd”. Ik weet niet meer precies hoe die er uit zag, die pastorie bedoel ik, maar dat was toch een mooi gebouw, of niet? Ik ben er een paar keer binnen geweest. Veel gelucht werd er niet, het rook er altijd muf, zo’n oudemensenlucht. Doodzonde dat zijn opvolger die gesloopt heeft en daar zo’n moderne bungalow voor in de plaats heeft gezet. Maar ja, die deed wel meer waar zijn kudde het niet mee eens was. Maar daar hebben we het nu niet over.

Pastoors hebben geen pensioengerechtigde leeftijd blijkbaar, want pastoor Kerbosch heeft gewerkt tot zijn dood. Een stuk in de 70 was hij toen schat ik. Een oude man in elk geval en de laatste jaren van zijn leven stond hij niet meer erg stabiel op zijn benen. Ik heb hem tijdens een mis een keer zien vallen en van de altaartrappen afrollen. Was dat schrikken!!! Maar zo’n ronde buik rolt soepel en hij krabbelde beneden weer op, liep terug naar het altaar en ging gewoon door met het Gloria, of waar hij dan ook gebleven was.

Meneer Pastoor en de Borggraaf, dat waren de hoge heren van het dorp. Een markante persoonlijkheid in mijn jongste jaren, pastoor Kerbosch, maar behalve zijn grafsteen en een klein mini-straatje dat zijn naam draagt, is er weinig van hem bewaard gebleven. Ik heb hem gegoogled voor een foto voor dit stukje: niets. Het enige wat je op het internet over hem vindt is dit blog, waar zijn naam een paar keer in voorkomt. Veel is het niet. Ik geloof niet in een hemel. Hij wel. En als hij gelijk heeft, dan knikt hij me nu even vriendelijk toe, denk ik.


PS: een jaar later kreeg ik van Frans Gommans de bovenstaande foto, met de burgemeester. En verder herken ik Jan Funs met een elegante kieps op en Mariet (of El?) van Deelen als bruidje.

Geen opmerkingen: