zondag 16 augustus 2009

Erge dingen in Lottum

Ik heb een beschermde, rustige, gezapige jeugd gehad in Lottum, mag ik wel zeggen, veel opwindends gebeurde er niet. Je zou het ook een saaie jeugd kunnen noemen, maar ik heb het toch nooit als een gemis gevoeld dat we geen aardbevingen, overstromingen, wervelstormen of oorlogen hebben meegemaakt. Mijn generatie heeft geluk gehad en is opgegroeid in de tijd van het Wirtschaftswunder, zoals onze buren het noemden, en we hebben nooit onvrijheid, honger, armoe gekend. Zo ongeveer het ergste wat ons kon gebeuren was als "de örs" van RKLVV 's zondags weer eens verloor.

Maar er waren ook echte drama's. De grootste ramp in mijn leven was toen mijn ome Sraar in 1963 verongelukte, maar ook de dood van andere dorpsgenoten maakte diepe indruk.
De vroegste die ik me kan herinneren was overbuurman Dik, de vader van Gerard, Chris, Annelie en Marel. Een jaar of 5 was ik, ik begreep niet wat "dood" was, maar Annelie legde me uit dat haar vader nu in de hemel was en daar kersenpudding zat te eten. Kersenpudding eten, de opperste vorm van genot in de ogen van een 4-jarig kind.

Andere doden die indruk op me maakten: Mulder Sjeng, buurman Gerrit Pelzer en pastoor Kerbosch. Mulder Sjeng verongelukte met zijn Solex. Ik weet niet meer wanneer dat was, maar Gerrit en de pastoor overleden allebei in 1960.

Sjeng en Gerrit waren begin 40 denk ik, maar in mijn kinderogen waren dat oude mensen die al een heel leven achter de rug hadden. Ik raakte pas echt onder de indruk als er een kind doodging. Een kind stond nog aan het begin, zijn leven was pas net begonnen. Hoe kon god dat laten gebeuren? Daar kon ik geen vrede mee hebben en ik denk dat mijn twijfel of er wel echt een god bestond die het goed met ons meende en op een rechtvaardige manier met onze levens omging, daarmee begonnen is.

Mijn eerste kinderdrama was toen Ger Clevers verdronk in de Maas. Ik weet niet meer hoe het gebeurd is; hij zal wel teveel risico hebben genomen want Ger was een waaghals. Ik zie hem nog hoog in de nok van de schuur van Nijssen over een houten balk lopen terwijl wij beneden doodsangsten uitstonden. "Ger, kiek oe~t, kom nao oonder", riep ome Sraar angstig, maar Ger lachte hem uit en liep door. Toen liep het nog goed af. Kort daarna niet.

De tweede shock kwam toen Ceciel van Dijk plotseling overleed. Hersenvliesontsteking meen ik; ze werd ziek en een paar dagen later was ze dood. Onbegrijpelijk voor mijn kinderhersens.

Een vreselijk ongeluk, waarvan we de gevolgen jarenlang dagelijks konden zien, overkwam John Taks. Hij was in een auto op weg naar de rozenplak, meen ik, toen de motor oververhit raakte. John stapte uit, maakte de motorkap open en de vlammen sloegen hem in het gezicht. Zijn leven in één seconde verwoest.

Maar het drama dat de grootste indruk op me heeft gemaakt, iets waar ik nu, 50 jaar later, nog regelmatig aan denk, is het ongeluk van Truus Keltjens, Truus vaan de po~s. Mijn zus Mieke heeft zien gebeuren hoe haar paard op hol sloeg, hoe ze de controle verloor, in paniek raakte, gehoord hoe ze gilde, de angst in haar ogen gezien en haar zien vallen met haar hoofd op de stoeprand: nek gebroken. Dood.

Het gebeurde in de bocht van de Broekhuizerweg, tegenover Hay Muijsers. Ik stond zelf op de Markt op dat moment, ben er naar toe gelopen en heb er een groep mensen omheen zien staan.

Mijn geheugen heeft me in dit geval echter altijd bedrogen. Ik zou gezworen hebben, ik zou voor een miljoen gewed hebben, dat die mensen in de bocht van D'n Hook stonden, naast het huis op de Markt, waar de familie Keltjens toen woonde.

Pas vorig jaar heb ik van mijn zus gehoord, bevestigd door Paul Keltjens, waar het echt gebeurd is.

Mijn dochter van 12 viel deze week van een paard. Niets gebeurd, maar ik dacht onmiddellijk weer aan Truus.

Geen vrolijk bericht dit keer, hier kan ik natuurlijk mijn blog niet mee eindigen, dus: wordt vervolgd.

zaterdag 15 augustus 2009

Nog een paar




Bovenste foto: de hele club
Onderste foto: Arie, Henk en ik
--------------------------------------------------------------
Nog een paar Lottumse woorden:

Wies - tot

Ve~g - ... ?

Vaan heer wies in de Melderse. Komt duidelijk uit het Duits: wies dónderdaag = bis Donnerstag.

Ve~g: kan ik niet vertalen, maar alleen jonge meisjes kunnen een ve~g zijn. Ik denk daarbij aan een actief, ondeugend, bijdehand, niet helemaal betrouwbaar meisje. Die Truus vaan ós dát is 'n echte ve~g.

Beide woorden heb ik gehoord van Marianne Verstraaten. Haar ve~g was haar hond Izzy.

Marianne is bij ons in Brokeze op bezoek geweest, samen met Ger Donners + Elly, Jo Custers en de kernleden van de blauwe toep, onze vriendenclub in de 60-er jaren: Jen Vergeldt +José, Jan Clevers + Mia, Pierre Custers, Arie Snellen + Bets en Henk Martens + Christien. Afwezig waren Leo Vergeldt en Pierre van Dijk. En Noud Verstraaten, die een paar jaar geleden overleden is.

Arie wist zich te herinneren waar de naam "blauwe toep" vandaan kwam. Het had te maken met blauwe servetten, maar de rest van het verhaal ben ik weer kwijt.

Henk wist zich te herinneren wat voor een raar type ik vroeger was: ik hield van Elvis Presley en niet van Cliff Richard, en later van de Stones en niet van de Beatles, zoals het hoorde in Lottum in die tijd. Dat is waar: Cliff Richard vond ik maar een mietje. Elvis was veel ruiger, net als de Stones. Maar Elvis verloor zijn reputatie toen hij dat zeikerige nummer "Crying in the chapel" opnam, en de Stones konden het verder wel schudden nadat ik Mick Jagger in een wit kanten pakje had zien optreden bij het afscheidsconcert voor Brian Jones in Hyde Park.

Na die eerste creatieve jaren rond ’65 zijn de Stones steeds dieper weggezakt als je het mij vraagt en wat ze de laatste 40 jaar gemaakt hebben is geen muziek meer maar steeds dezelfde brij van herrie: niet om aan te horen. De Beatles, daarentegen, werden steeds creatiever en hebben prachtige muziek met mooie teksten nagelaten.

Ik kon dus aan Henk rapporteren dat het tussen de Beatles en mij helemaal goed is gekomen. Cliff vind ik nog steeds een mietje, hoewel ik twee nummers van hem nog regelmatig afspeel: "The day I met Marie" en "Carry (doesn't live here anymore)".

Heren van in de zestig zijn we nu allemaal, de vriendenclub uit onze tienerjaren. Zuipen konden ze vroeger beter want ze hebben me met een enorme voorraad bier en wijn laten zitten. De gespreksthema's waren ook anders dan 40 jaar geleden: carrières, pensioenen en kleinkinderen o.a.. Maar we hebben ook jeugdfoto's bekeken en herinneringen opgehaald, maar wat dat laatste betreft moesten we natuurlijk voorzichtig zijn met de dames erbij. Die willen er liever niet aan herinnerd worden dat ze voorgangsters gehad hebben en willen al helemaal geen sterke verhalen horen over amoureuze avonturen waar zij geen rol in speelden.

Maar we hebben het tamelijk netjes gehouden, het was een leuke middag; doen we volgend jaar weer.

maandag 3 augustus 2009

Lottumse woorden – toegift: “gaaien” tot “strèkel”
















Op de foto's v.l.n.r.:
Ger en Marianne
Henk van de Veiling
Miet in aanbouw
--------------------------------------------------------
Gaaien - bevallen
Kroednaegel - seringenKummelijk – preciesKwiem – kwag, net uitgekomen vogeltjeMiet – mijtMoeke – slijmenNáks – naaktPoem (dieke) – dikke vrouwSpinnejaeger – ragebolSpegele – opscheppen
Strèkel - ?

Ik ben sinds 20 juni in het land. In Broekhuizen, dicht bij de bron, en dan krijg je dat: ik ben nog een paar nieuwe Lottumse woorden tegengekomen. Nieuw op mijn lijst bedoel ik, het zijn natuurlijk oude woorden. Hier komen ze:

Gaaien: bevallen. ’t Gaait 'm niks dát de schoeël merge wir begint.

Kroednaegel: seringen. Kroednaegel is het NL woord kruidnagel en wordt in het Lottums ook zo gebruikt. Maar in de betekenis van "sering" is het echt Lottums.

Kummelijk: ? Weet ik niet precies. Werd verteld over iemand en het klonk alsof het een pietje precies was, iemand bij wie alles heel nauw komt.

Kwiem: kwag. Een net uit het ei gekropen vogeltje.

Miet: mijt. Van hooi of van stro. Die zie je niet meer tegenwoordig. Vroeger werden na het maaien de gerven opgestapeld tot een mijt en die bleef dan, tot het dorsen, een paar maanden op het veld staan. De bovenkant werd op dezelfde manier afgedekt als een rieten dak en op de punt stond een houten staak.
Ik weet niet of het historisch is, maar er werd vroeger verteld dat iemand de schoolmeester als volgt uitlegde hoe zijn pa aan een gebroken been was gekomen: “Mijn vader was de mijt aan het dekken en toen brak de pin en toen viel hij er af!” De lol is natuurlijk dat “mijt” hetzelfde klinkt als “meid”. En pin ..?, dat hoef ik niet uit te leggen denk ik.

Moeken: als je iemand wat wilt laten doen wat hij eigenlijk niet wil, dan moet je hem moeken, een beetje slijmen.

Náks: naakt. “Ge kunt enne nákse neet in de tes veule”, zei ome Sraar Jonkers vroeger. In het Hollands kan het wel.

Poem, meestal gebruikt als dieke poem: volumineuze dame.

Spinnejaeger: ragebol. Zo’n ronde bezem aan een lange steel om de spinnewebben mee weg te vegen.

Spegele: de ogen uitsteken, jaloers maken, opscheppen met iets dat een ander niet heeft.

Toen ik een jaar of drie was gaf mijn moeder me eens een sinaasappel en zei er bij dat ik er niet mee mocht spegele tegen de kinderen op straat. Rond 1950 waren die nog zeldzaam denk ik en kon je er nog iemand jaloers mee maken. Dus zei ik tegen ons buurmeisje Annelie Dik: “Allieke, drei ow ’s um daan kán ik mien habbededee opète”. Toen vond ik de woorden nog zelf uit.

Strèkel: ? Dat woord ken ik niet. Ik heb Ger Peters (Ger van de kapper) ontmoet en die vond dat ik als kind een strèkel was en volgens mij bedoelde hij daar niet mee dat ik een braaf, gehoorzaam kind was. Het zal dus wel deugniet, kwajongen betekenen of zo.

En wie en wat ben ik verder nog tegengekomen in Lottum: Hans Loonen, van het graf van ome Jan in Oeganda. En Wiel Seuren, nog vol leven en humor. Met zijn vrouw Trees ging het helaas minder goed; beterschap gewenst. Bart Seuren heb ik ook ontmoet en mijn vaste commentatoren Henk van de Veiling en Marian van d’n Edah hebben me in Broekhuizen bezocht. En al die ontmoetingen hebben me weer inspiratie opgeleverd voor nog een paar nieuwe Roets afleveringen. Ze komen er aan. Als ik weer thuis ben in Oeganda.