zaterdag 6 december 2008

Lottumse woorden: 291 - 305


Zwelf: topsporter

291 Zoebele sabbelen
292 Zumpe dreinerig huilen
293 Zwägel lucifers
294 Zwee~l eelt
295 Zwelf zwaluw

Zoebele: sabbelen. In de tijd toen ik leerde praten, rond 1950, hield mijn moeder de onzin die ik soms uitkraamde in een boekje bij. Een van de notities die ik me kan herinneren: “Mama, kunne spinne ok zoebele?”

Zumpe: dreinerig huilen.

Zwägel, zwägelkes: lucifers.

Zwee~l: eelt. Krijg je in de handen van het spaajen met de schup.

Zwelf: zwaluw. Steeds als ik acht uur lang met een vaart van bijna duizend kilometer per uur naar Afrika vlieg, moet ik er aan denken dat die kleine vogeltjes dat stuk twee keer per jaar reizen. Niet alleen die oude taaie zwelven, maar ook de net geboren zwelfjes van nog geen half jaar oud. En niet met de KLM, maar met hun eigen kleine vleugeltjes. Absolute topsport.


Dat was de laatste op mijn lijst, maar intussen zijn me de volgende woorden nog ingevallen of ingefluisterd:

296 Hanneke ?
297 (de) Klets ziekte, verkoudheid
298 Kruuske gekruiste vingers bij tikkertje
299 Manskel, mansluuj man, mannen
300 Nagel spijker
301 Pè~k laurierdrop
302 Poet buit ?
303 Richtig echt
304 Schorsenere 'n soort groente
305 Vimpe (fimpe?) met vuur spelen

Hanneke: ik weet niet meer precies wat het was en heb al helemaal geen idee wat het NL woord daar voor is, maar het was in elk geval een stuk van een varken. Een rondachtig ding, om op te eten. Kan het zijn dat het een maag is, gevuld met kleingemalen varkensonderdelen?

Klets: met “de” er voor: met zón waer kunde gemekkelijk de klets weg krie~ge: ziek of verkouden worden.

Kruuske: iemand met de schuilnaam “blommetje” schreef me dat je bij tikkertje niet afgetikt kon worden als je je vingers gekruist hield. Als je getikt werd riep je gewoon “ik heb kruuske”.

Manskél, mansluuj: man, mannen. Echte kerels die op het land werken; geen kantoorwatjes.

Nagel: spijker. Is ook een NL woord, maar wordt daar in deze betekenis niet veel gebruikt.

Pè~k: laurierdrop. Zo’n dunne, ronde zwarte staafjes, ik meen dat we die bij drogisterij Lenssen (Klómpen Dris) kochten. Om zo te eten waren ze niet lekker; we deden ze altijd in een fles met water, flink schudden tot de drop oploste en het water zwart werd en ging schuimen en dan kon je het schuim opzuigen: schuumke trekken. Nog niet echt lekker eigenlijk, maar ja, er viel niet zo veel anders te snoepen in die tijd. Ik weet niet zeker wat nou pè~k was: het drop of het zwarte water in fles.

Poet: buit. Volgens mij tenminste, maar ik weet het niet zeker. Weet iemand het?

Richtig: echt. Dè Jan, dát is enne richtige lómpen boo~r.

Schorsenere: groente, ’n soort wortels. Nooit gegeten.

Vimpe: (of fimpe?): met vuur spelen. “Schei oe~t met dát gevimp; kiender die met veur speule kómme later in de hel!” Dat was wel erg drastisch voor het spelen met lucifers; geen taakstraf, niet even schroeien in het vagevuur, maar voor eeuwig branden in de hel.


Zo, dat was het. We zijn er doorheen; 305 echte Lottumse woorden die ik nog kende.

Nu verder met herinneringen; ik moet eerst eens wat schrijven over pastoor Kerbosch, een markant figuur in mijn jeugd. Maar dat wordt wel na de kerstvakantie, en die brengen we in NL door. Zondag 14 december komen we aan en op 3 januari vertrekken we weer.

zondag 30 november 2008

Lottumse woorden: 281 - 290


Wroebel



281 Wiet ver
282 Wiets stok, twijg
283 Wings scheluw, kromgetrokken
284 Wroebel wasbord
285 Wuilus lobbes
286 Wulleboëne tuinbonen
287 Zatvrè~ter iemand die niets lust
288 Zeikkelder gierkelder
289 Zeikschöpper gier-emmer
290 Zekdempel mier


Wiet: (of is het wied?) Ver. Ver weg. Remund is meej te wiet um te fietse. Heeft niets met soft drugs te maken.

Wiets: stok is eigenlijk niet het goede woord, het is zo’n dunne, buigzame twijg waar je mee kunt zwiepen.

Wings: scheluw, kromgetrokken. Een plank kan wings zijn, of een balk.

Wroebel: wasbord. Toen er nog geen machines voor waren werd de was met de hand schoongewroebeld op zo’n zinken, geribbeld wasbord, zie foto.

Wordt ook als muziekinstrument gebruikt. En body builders hebben er een op hun buik.

Wuilus: lobbes, rare snuiter, iemand waar je wel om kunt lachen maar die je niet helemaal serieus neemt.

Wulleboëne: tuinbonen. Van die dikke. Nu vind ik ze lekker, net als spinazie, asperges, spruitjes, prei, maar als kind vond ik dat spul allemaal walgelijk. Kwam ook door de manier van klaarmaken denk ik, alles werd snotgaar gekookt vroeger, ‘t rook niet lekker, 't zag er niet uit en het smaakte nog minder.

Zatvrèter: iemand die niets lust en altijd wat te klagen heeft over het eten.

Zeikkelder: gierkelder.

Zeikschöpper: gier-emmer. Een emmer aan een lange steel waar je de gierkelder mee kon leegscheppen.
Ik kan me van lang geleden nog een verhaal herinneren over een boerenknecht die de zeikkelder aan het leegscheppen was en zijn pakje met boterhammen in de kelder liet vallen. En het er weer uitviste en daarna smakelijk opat.

Heel lang geleden, misschien al 70 jaar, zat de familie Nijssen een keer samen middag te eten toen de knecht van Muijsers binnenkwam en de onvergetelijke zin uitte: “smakelik aete, ik kom de zeikschöpper liëne”. En die parel is sindsdien een klassieker in de familie Nijssen.

Zekdempel: mier. Zeiker of mierezeiker zeggen ze ook wel. Waarom weet ik niet. ’t Zijn toch eigenlijk maar kleine beestjes, daar kan nooit veel zeik uitkomen.
Heeft iemand wel eens een olifant zien zeiken? Ik wel, en dan praat je over zeiken van een hele andere categorie. Dat stroomt en stroomt en houdt niet op en na vijf minuten heb je een rivier van redelijke omvang waar de inboorlingen hun kano's in te water laten en beginnen te vissen.
Wij wonen hier in Oeganda vlak bij de bron van de Nijl en er zijn mensen die beweren dat die voor minstens 50% bestaat uit olifantenzeik. Maar dat lijkt me wat overdreven.

vrijdag 28 november 2008

Lottumse woorden: 271 - 280

271 Vot kont
272 Vreeje verkering hebben
273 Vrek, vrech brutaal
274 Vrommes vrouw
275 Waers dwars, stijfkoppig
276 Wàh
277 Waltje tekkel
278 Wazel, Wazele onzin, onzin vertellen
279 Wek brood
280 Wieks schoensmeer

Vot: kómde geej ’s met die luie vot oet dae stool en help ’s mey aafwasse.

Vreeje: verkering hebben. Wel hetzelfde woord als “vrijen”, maar toch heel wat anders. Een meid en een vreejer vreeje samen, maar dat wil nog niet altijd zeggen dat ze ook vrijen.

Vrek, vrech: Die jónge vaan hee nae~ve die zien zó vrek as de straot.

Vrommes. Letterlijk: vrouwmens. Meervoud: vrouwluuj. Dát vrommes ván hee nae~ve.

Waers: dwars. Dè Piet dèn is zò waers as unne knie~n.

Wàh: hojje wàh! Taege neemes zegge wàh.
Heit wàh geit, zei de Guu~t op een gloeiend hete dag tegen zijn geit die aan een touw in zijn tuin stond. Toen hij er even later weer langs liep lag ze dood op de grond: zonnesteek.

In 1982 verhuisde ik naar Berlijn, minstens 600 kilometer van Lottum vandaan, en verdomd: daar praten ze Lottums! Niet veel; eigenlijk maar heel weinig, maar toch wel minstens één woord: wàh.
Schönes Wetter heute wàh!!

Je moet trouwens vies uitkijken met dat Duits. "Mann, ist es heute schwul", zei ik eens in een gezelschap. Iedereen keek me verschrikt aan. Wist ik veel dat "schwul" "homosexueel" betekent!! "Zwoel" bedoelde ik, maar dat is "schwül", twee puntjes meer maar een wereld van verschil.

Ik schrok zelf een keer toen een kerel over zijn Kreuz begon. Ik dacht dat hij me een oneerbaar voorstel wilde doen, maar nog net voor ik hem een knal gaf kwam ik er achter dat "Kreuz" "rug" is in het Duits.

Rare taal dat Duits. Maar beter terug naar het Lottums.

Waltje: tekkel. Slimme hondjes. Puppy, het waltje bij mijn vriend Ben van Rijswick thuis verjaagde ’s nachts eens een inbreker door zich te verstoppen en zich héél stil te houden. Zó stil dat de inbreker hem niet in de gaten had en over hem viel. En toen eerst eens flink vloekte van de pijn en daarna maakte dat hij weg kwam.
Hoe ze het doen maakt niet uit, het gaat om het resultaat.

Wazel: flauwekul. Waat enne flauwe wazel!

Wazelen: Dae Jan dae kan meej unne flauwekul beejie~n wazelen.

Wek: witte wek, broe~ne wek, tarvo wek, krintewek, klöntjeswek. Bekker, dót meej maar unne groë~te witte wek en twië pekskes broët.

Wieks, schoo~nwieks: Schoenpoets. Schoo~n wiekse: schoenen poetsen. Waren die kleine blikjes niet van het merk Kiwi?

zondag 23 november 2008

Lottumse woorden: 261 - 270

261 Tumelemuutske koprol
262 Tu~ut kip
263 Va vader
264 Vaeme slaan, meppen
265 Verduusseld bewusteloos
266 Verkét vork
267 Verrig klaar
268 Vés net, pas geleden
269 (Vis)gért (vis)hengel
270 Vort voortaan

Tumelemuutske: koprol voor kleine kinderen. Uit welke taal zou dat komen?

Tu~ut: kip. Bij mijn lagere school klasgenoot Henk Philipsen hadden ze thuis kippen en daarom had hij de bijnaam tu~ut.

Va: hoort bij Mo.

Vaemen: as geej neet gauw oetscheit met dát gemisselijk daan kriedde d’r dalik ’n paar gevaemd.

Verduusseld: bewusteloos.

Verkét: vork.

Verrig: klaar. Duits: fertig.

Vés: net nog. Vés loog dát ding dao nog.

(Vis)gért: (vis)hengel. Daar ben ik dit blog in augustus mee begonnen.

Vort: voortaan.


Nog drie keer, dan ben ik bij de 300 woorden en dan zijn ze op. En dan nog een keer een P.S. met woorden die me intussen ingevallen zijn of die me zijn toegestuurd.

En dan is het weer eens tijd voor een paar verhalen uit de 50-er / 60-er jaren.

Lottumse woorden: 251 - 260

J.C. Schellen-Verheyen uit Horst met Toer

251 Tattie vies, plakkerig spul
252 Tae~k tikkertje
253 Telder bord
254 Tes broekzak
255 Tif sperma
256 Toep top
257 Toepe kaartspel
258 Toesse / umtoesse ruilen / omruilen
259 Toer vrouwenhoed
260 Toe~t toeter

Tattie: vies, plakkerig, smerig spul. Ik krieg dè smèrrigen tattie nì oet mien bôks.

Tae~k: wie ‘m was moest tegen een boom (de poet?) staan, ogen dicht, tot honderd tellen en dan proberen de anderen, die zich intussen verstopt hadden, te zoeken en aan te tikken. En de verstoppers probeerden bij de boom te komen zonder afgetikt te worden.

Telder: bord. Ennen telder èrtesoep. Duits: Teller

Tes: broekzak. De hand in de tes. Ook al Duits: Tasche.
Tif: dit is een blog voor alle leeftijden, dus hier zal ik maar geen voorbeelden bij geven.

Toep: betekent gewoon top, maar ik heb het hier bijgezet vanwege “d’n blauwen toep”, onze vriendengroep van de 60-er jaren: Pierre van Dijk, Pierre Custers, Henk Martens, Chène en Leo Vergeldt, Arie Snellen, Noud Verstraaten, Jan Clevers en ik. Onze "toep" kwam van "toepe", denk ik.

Op de Lottum Startpagina staan de web sites van drie vriendengroepen: Krek good, En wek en Knommel. Ik heb wel eens op zo'n site gekeken, dat zijn echte verenigingen met allerlei activiteiten. Dat hadden wij niet, geen tijd; wij hadden maar twee activiteiten die al onze tijd en aandacht opeisten: zuipen en achter de meisjes aan. Maar we waren wel de eerste vriendenclub in Lottum. Denk ik.

Toepe: in d’n Hook: ik hauw d’r twië. Ik goj mey. Ik hauw d’r ovverhin. Puntentelling bijhouden met luciferhoutjes. Veel rondjes mee verloren.
Dat toepen in d'n Hook begon 's zondags al om tien uur; we moesten in die tijd nog naar de Hoogmis en deden net of we gingen maar op het laatste moment sloegen we de alternatieve route naar d'n Hook in. Nol van Dijk was de kastelein in het begin, later werd d'n Hook overgenomen door Joop en Berdien. Die hebben de zaak ook alweer overgedaan meen ik.
"Zoepen, toepen en op de wiever kroepen" is een gevleugelde Limburgse uitdrukking die hier niet onvermeld mag blijven omdat hij, in willekeurige volgorde, perfect onze prioriteiten weergeeft. Dat derde punt vorlopig alleen nog maar in onze dromen en fantasieën, zal ik maar eerlijk toegeven.


(Um)toesse: (om)ruilen. Alweer Duits: (um)tauschen.

Toer: klederdracht hoed waar oudere vrouwen ’s zondags mee naar de kerk gingen (zie schilderij van J.C. Schellen-Verheyen uit Horst. Hangt in het Limburgs Museum. Stevige meid zo te zien). Ik vond het altijd net een slagroomtaart. De enige die ik me in Lottum nog kan herinneren met zo’n ding was de oude vrouw Broekmans van de boerderij aan de Markt.

Toe~t: autoclaxon of de groëte toe~t van Nölkes Funs bij de harmonie.

zondag 16 november 2008

Lottumse woorden: 241 - 250

Afrikaanse Afrikaantjes in onze tuin

241 Stinkers Afrikaantjes
242 Stoebe paardebloemen
243 Stoek, stoekdroad schok, schrikdraad
244 Striekers lucifers
245 Strontse opscheppen
246 Stuute prijzen
247 Stuutje broodje
248 Stuutjes grie~pe oude Lottumse folklore bij bruiloften
249 Tár teer, bitumen
250 Tas kop

Stinkers: dat is wel tamelijk racistisch om Afrikaantjes stinkers te noemen. Maar ze ruiken inderdaad niet lekker; de bloemen bedoel ik.
Onze tuin in Oeganda staat er vol mee, zie foto. Voor het mooi, niet om onder te ploegen zoals in Lottum. Ze zijn veel groter hier in Afrika; maar ja, eigenlijk is alles hier groter dan in Holland. De katten bijvoorbeeld: zo'n leeuw heeft toch heel wat meer bij te zetten dan minetje de poes. En kijk eens naar de olifanten!

Stoebe: paardebloemen. Waarom eigenlijk? Ik heb nog nooit een paard stoebe zien eten. Konijnebloemen zou een betere naam zijn want die zijn er gek op.

Stoek: elektrische schok. Stoekdroad: schrikdraad.

Strontse: opscheppen. Dat zeggen ze in Venlo; ik weet eigenlijk niet zeker of dat ook een Lottums woord is.

Stuute: "Woej get ‘t d’r mey Stien?" "Och, ik kán neet stuute." Niet goed dus.

Stuutjes en stuutjes grie~pe daar hebben we het al over gehad.

Tár: het NL woord “teer”. Ik heb het erbij gezet vanwege Tárrejantje. Die was heel populair bij ons, kinderen, toen rond 1960 in Lottum riolering werd aangelegd. Jantje moest altijd de betonnen buizen teren en hij was altijd zwart van zijn kop tot zijn tenen.

Tas: zal ik ów nog ’n tas koffie ì schudde? Duits: Tasse.
De "n" valt in het Lottums soms weg, b.v. "in" wordt "ì". Maar "zin" blijft "zin". Een Maasbrese dienstkameraad van Pierre Custers had eens ergens geen zin en probeerde dat in het Lottums te zeggen: ik heb d'r gèn zì ì.

Lottumse woorden: 231 - 240

De Lottumse statie (geleend van de website "Station Lottum")


231 Speer (gen) halm, met “gen” er voor: niets
232 Speje spugen, overgeven
233 Spitse verheugen
234 Sproan spreeuw
235 Sprung bron, wel
236 Stale lijken
237 Statie station
238 Stekbère kruisbessen
239 Stekrubbe koolrapen
240 Stevels laarzen

Speer: halm: “'n speer stroëj”. En met “gen” er voor: “Piet is gen speer veranderd.”

Speje: zelfde als “spugen” in NL, maar de betekenis van “overgeven” is Lottums.

Spitsen: ik spits meej al op de kermis.

Sprung: bron, wel. Langs de Maas waren veel sprunge en als jongens dronken we daar vroeger uit als we dorst hadden. Ook uit de Molenbeek trouwens want dat water was kristalhelder. Kan ik nu niet meer aanraden.

Stale: “Geej staalt zuuver op ów mooder.” Maar ook: “Dat staalt d’r nog nì op” als je bv vroeg: “Krieg ik enne neeje fiets veur mien verjördaag?”

De “statie” was in Venlo. Maar ik kan me ook nog de statie in Houthuizen herinneren, het station van Lottum-Grubbenvorst. Er stopten in mijn jeugd al geen passagierstreinen meer; wel vrachttreinen. Meer informatie op de website http://stationsweb.brinkster.net/station.asp?station=grubbenvorstlottum of via de link op de Lottum Startpagina.

Stekbère: lekker op de vlaai.

Stekrubbe: niet lekker op de vlaai. Ook niet op je bord. Rauw vond ik ze wel lekker.

Stevels: Duits woord: Stiefel.

zaterdag 15 november 2008

Lottumse woorden: 221 - 230

De sneejer

221 Slup schoot
222 Smelen biezen, haren
223 Smiespelen fluisteren
224 Snammel los stukje draad
225 Sneejer kleermaker
226 Snel autoped
227 Snellüeper autoped
228 Snuupke snoepje
229 Sókkersteel zuurstok
230 Spajen spitten

Slup: komde geej maar 's beej meej op de slup.

Smelen: een soort biezen (meen ik), maar werd ook gebruikt voor haar: “Geej mót hoeëgnuëdig ‘s nao de kapper met ów lange smelen”.

Smiespelen: fluisteren. Ik dacht altijd dat het een typisch Lottums woord was tot ik het eens door een Rotterdamse hoorde zeggen. En het staat in Van Dale.

Snammel: dat is wel een echt Lottums woord: een losgeraakt stukje draad aan een kledingstuk. “Wach, loat meej dè snammel efkes ván owwe jas aafknippe”.

Sneejer: kleermaker. Wiel Cuijpers (Kuupers Wiel) was sneejer en die heeft mijn communiepakken gemaakt. Eerst werd je opgemeten, dan mocht je een stof uitzoeken en dan ging hij aan het werk; alles met de hand, zittend op een grote tafel (zie foto). Knippen met een grote schaar, dan de stukken eerst met losse steken even vastzetten, voor de zekerheid nog even passen en dan werd alles vastgenaaid.

Vakwerk, maar wat had ik een hekel aan die pakken want die moest ik elke zondag aan. En dat pak mocht niet vies worden, dus: niet voetballen, niet vissen, niet in bomen klimmen. Alleen braaf naar de kerk en braaf binnen ganzenborden of mens-erger-je-niet spelen. Ik haatte zondagen.

Een bieresneejer heb je ook nog. Een klotebaan. Heeft niets met naaien te maken. Of eigenlijk ook wel. Maar dan heel anders. Voor varkens.

Snel, snelluëper: autoped, step. Vervoermiddel voor kleine kinderen.

Snuupke: snoepje. Kregen kinderen als ze boodschappen deden bij de Spar, de VIVO of d’n Edah. Wilde geej ‘n snuupke? En dan kreeg je een zuurtje of een caramel uit zo'n grote glazen pot.

Sókkersteel: zo’n vies, zoet, roze ding, van binnen wit. Kregen we volgens mij alleen als het kermis was. Kaneelstokken waren er ook, die waren lichtbruin. Bestaan die dingen nog?

Spajen: d’n ho~of umspajen. Zwaar werk; slecht voor de rug. Eerst met de “schoop” het bovenste laagje met onkruid afscheppen en in de voor gooien en dan met de sté~kschup spajen.

Lottumse woorden: 211 - 220

211 Schrauwen huilen
212 Schravelen kruipen
213 Schu~pen schooien, bedelen
214 Schuttelke bordje
215 Slam brandstof
216 Slangkómkómmer komkommer
217 Slet vaatdoek
218 Slidderen glijden
219 Slieps stropdas
220 Sluëp kram

Schrauwen: hetzelfde als böken.

Schravelen: moeilijk te vertalen, daar is geen NL woord voor. ’t Betekent moeizaam lopen of kruipen. Babies schravelen bijvoorbeeld, en oude mensen die met een stok lopen.

Schu~pen: bedelen; maar jongens die maar wat rondschuimen schu~pen ook en vrouwen schu~pen als ze in de uitverkoop naar koopjes op zoek zijn.

Schuttelke: bordje. Ik ben vergeten waarom ik dit op de lijst heb gezet. Het is eigenlijk het NL woord "schoteltje".

Slam. Zo noemden we die brandstof in Lottum volgens mij, maar Het Algemeen Limburgs Woordenboek zegt: “sjlamp > kolenslik, goedkope brandstof uit gruis van gewassen kolen” Het zag er uit als zwarte klei en werd bezorgd door Piet vd Berg uit Houthuizen. Bij Martens Sjaak hadden ze een slamhoop toen ze nog in het dorp achter de jongensschool woonden en ze stookten het in het keukenfornuis. Ik kan me niet voorstellen dat dat spul hard gebrand heeft.

Slangkómkómmer: staat hier bij vanwege de slang, want die toevoeging is Lottums. Met komkommers zijn we in Lottum een beetje in de war. Je hebt die lange, voor in de sla, en die kleine, om zuur of zoet/zuur in te maken. Wij noemen ze allebei “komkommer” en als onderscheid zetten we er bij die lange “slang” voor.

In NL heet die lange gewoon “komkommer” en dat kleine zure ding “augurk”.

Slet: vaatdoek. Heeft een heel ander betekenis in het NL; daar zijn sletten het soort meisjes waar de ouders hun zonen altijd tegen waarschuwden, maar die bij de jongens juist het meest in trek waren.

Slidderen: glijden. Als er sneeuw lag dan maakten we altijd een slidderbaan. En dan zagen we hoe die stroeve, zachte poederachtige sneeuw veranderde in spiegelglad, keihard ijs.

Slieps: stropdas. Komt van het Duits: Schlips.

Sluëp: kram. U-vormige spijker twee met spitse uiteinden. Daar werd bijvoorbeeld de pindroad mee vastgenageld aan een weipoal.

zondag 9 november 2008

Lottumse woorden: 202 - 210

202 Schink ham
203 Schoester schoenmaker
204 Scholk schort
205 Schon jawel (ja schon)
206 Schoop platte schop
207 Scho~ow bang
208 Schop open schuur
209 Schóttelslet vaatdoek
210 Schouw schoorsteen


Schink: gekokte schink, gerokte schink en meister Schink, een van de voorgangers van mijn pa.

Schoester: Funs en Jan van Dijk.

Schon: Dát durfde geej neet! Ja schon!

Schoop: platte schop. In NL noemen ze dat een bats, maar dat is in Lottum weer heel wat anders.

Scho~ow: Tante Lies paste een keer op me. Ik was een jaar of drie. Het begon te onweren en ik werd bang. Ze probeerde me op mijn gemak te stellen, maar ik keek haar eens goed aan en zei: ik geluëf geej ziet zelf scho~ow! Dat klopte, dat had ik goed gezien, gaf ze jaren later toe.

Schop: aan één kant open schuur waar de landbouwmachines in werden geparkeerd. Op weg naar school in Venlo fietste ik elke dag langs de panneschop, net op de grens tussen Lottum en Grubbenvorst. Een mooi tuincentrum is het tegenwoordig, maar rond 1960 was het een bouwval.

Schóttelslet: vaatdoekje. Kom ik bij het woord “slet” nog eens op terug.

Schouw: schoorsteen. Is ook een NL woord, maar dan betekent het open haard.

Lottumse woorden: 191 - 201

191 Ram helemaal
192 Rats helemaal
193 Razelen rillen
194 Remmel mannelijk konijn
195 Roetsbaan glijbaan
196 Roetsen glijden
197 Ruiter bosjes gerven, zaagbok?
198 Schans takkenbos
199 Schietmael melde
200 Schievelen
201 Schievelstiën platte steen

De bus zoot ram, rats vo~l.

Razelen ván de kelt.

Remmel: papa konijn

Roetsen, Roetsbaan: glijbaan. Op de verjaardag van pastoor Kerbosch gingen we elk jaar met de hele school naar de speeltuin in Genooi: schommelen, wippen, puëtje bajen, hobbelen op de hobbelende geit, rennen in zo’n ronddraaiende ton en roetsen op de roetsbaan.
Maar eerst moesten we ’s morgens naar het KJV huis om een liedje te zingen voor mijnheer pastoor en daarna kreeg elk kind een knapkook.

Ruiter: behalve iemand die op een paard rijdt, was het nog wat anders, maar ik ben vergeten wat. Een bos gerven bij elkaar gezet? Een zaagbok om stammen of balken op kort te zagen? Wie weet het?

Schans: takkenbos. In het schansengát in Houthuizen werd vroeger het Lottumse afval gedumpt en wij gingen regelmatig in die stinkende rotzooi zoeken of we er nog wat moois konden vinden. ’t Was armoe in de 50-er jaren en wat ze toen weggooiden was dan ook echt helemaal niets meer waard. Toch kan ik me herinneren dat Wiel Clevers eens een klein, verroest speelgoedzaagje vond met een rode handgreep. En het aan mij gaf!! Bedankt Wiel, ik ben het nooit vergeten.

Schietmael: schietmelde in NL. Bijna hetzelfde dus, maar ik vond het vroeger een fascinerende naam omdat ik dacht dat het Lottums was voor “schijtmeel”.

Schievelen: een platte steen, een schievelstiën, zó over het water gooien dat hij een paar keer stuitert.

Zo, we zijn over de 200. Nog een stuk of honderd.

zaterdag 8 november 2008

Lottumse woorden: 181 - 190



Slachten in de 50-er jaren

181 Prazel onzin
182 Prazelen onzin vertellen
183 Preugelen vechten
184 Proa~s leunstoel
185 Pruumkes rozijnen
186 Pruumkes wek rozijnenbrood
187 Pruusen Duitsland, Duitsers
188 Puëtje trekken
189 Puinen kweekgras
190 Pullen jonge kippen


Prazel, prazelen: ongeveer hetzelfde als wazel, wazelen.

Preugelen: vechten, aafsmèren. Duits: prügeln.

Proa~s: dat is nou nog eens een echt uniek Lottums woord. Komt in geen enkele andere taal voor.

Pruumkes en pruumkes wek: daar hebben we het al eens over gehad.

Pruusen: vroeger de vijand, vooral door de oorlogsverhalen van de oudere generatie (en doordat ze ons nooit lieten winnen met voetballen). "D'n beste Pruus haet nog en pè~rd gestoale" zeiden ze vroeger, maar de oorlog is nu 63 jaar voorbij en het is hoog tijd om die Duitslandhaat eens achter ons te laten. Ik mag ze tenminste over het algemeen graag, die Pruusen.

Puëtje trekken: in de vijftiger jaren was het een van de hoogtepunten van het jaar als ze bij de buren, Frans van der Zanden aan de Hombergerweg, een varken gingen slachten. Spannend was dat en wij, de Van der Zanden en Van Gool kinderen mochten dan altijd samen puëtje trekken.
Van Soest van de Broekhuizerweg was de slager. Hij kwam op zijn Berini met een of ander geheimzinnig wapen bij zich, een buisvormig apparaat en daarmee ging hij voor het varken staan, zette het tegen zijn kop en met een knal schoot daar dan een pin uit.

En dan ging het snel: het varken viel spartelend op de grond, Van Soest sprong er als een leeuw op en stak hem een scherp mes in de keel. Het bloed spoot er in een dikke straal uit en werd in een kom opgevangen.

Wat gebeurt me nou?, dacht het varken. Het schreeuwde in doodsangst en probeerde met alle macht weer op te krabbelen. Maar dat kon hij wel vergeten, daar zorgden de puëtjetrekkers wel voor. Om één van de achterpoten was een touw gebonden en doordat wij daar aan trokken had het geen kans om op te staan en zo kon Van Soest hem helemaal leeg tappen.

En als het varken leeg was en definitief verslagen dan werd hij geschoren, op een ladder gebonden, met de kop omlaag tegen een muur aangezet. Van Soest hakte vervolgens de kop in tweeën en sneed de buik van boven tot onder open en dan kon vrouw Van der Zanden beginnen de onderdelen er uit te slopen.

Eigenlijk wel een wreed, bloederig schouwspel voor kleine kinderen, als ik daar nu nog eens aan terugdenk, maar ik geloof niet dat het onze kinderzieltjes beschadigd heeft. Wij vonden het spannend, niet wreed of zielig. “Bij Zandu hebe zu een varuku geslagt” schreef mijn zus Liesbeth in 1956 enthousiast aan tante Lies Nijssen.

Puinen: nog zo’n echt Lottums woord. Dat vervelende akelige gras met wortelstokken die stiekem als slangen onder de grond door sluipen en zich over je hele tuin verspreiden. Geyen of schoeffelen helpt niet veel want er blijven altijd stukjes wortel in de grond zitten die weer opslaan.

Pullen: jonge kippen die nog niet aan de leg zijn.

zaterdag 1 november 2008

Lottumse woorden: 171 - 180

171 Plakken opschieten
172 Plaren klungelen, prutsen
173 Plats rond brood
174 Pletske koekje
175 Poekel rug
176 Poelepetaten parelhoenders
177 Poes boomstronk
178 Poes-erd humus, potgrond
179 Poetje paard
180 Potterskas spaarkas in café D’n Hook

Plakken: ’t plakt good, weej zien al zowàt halverwège. En met dit blog zien we al diek over de helft: tot 300.

Plaren: alles wat een beetje moeizaam gaat: contactlenzen indoen, een draad door het oog van een naald doen: allemaal geplaar.

Plats: rond brood; hebben we het al eens over gehad.

Poekel: rug. Komt van het Duitse woord “Buckel” denk ik, maar daar betekent het “bochel, bult”.

Poelepetaten: zal wel oorspronkelijk Frans zijn: poules patates of zoiets. We hebben er een tijdje een paar in de tuin gehad, voor de eieren. Mooie vogels, maar herriemakers en daarom zijn ze in de pan beland. Lekker vlees.

Poes-erd: humus, potgrond, te vinden in holle bomen. Aan de Houthuizerweg, tussen Coenders en Vosbeek staan links langs de weg een paar holle eiken en daar haalden wij 50 jaar geleden al poes-erd uit.

Poetje: liefkozend woord voor “paard”. Maar dan wel een mooi, sierlijk rijpaardje, geen dikke knol, geen Belgisch trekpaard.

Potterskas: geen Lottums woord, maar misschien wel een typisch Lottums verschijnsel; of in elk geval Limburgs. Café d’n Hook had er een, hij hing achter de bar: een houten kastje met een stuk of twintig vakjes, elk met een sleufje aan de voorkant; 20 spaarpotjes dus eigenlijk. Van de potterskas moest je lid zijn en dan kon je daar elke week een paar kwartjes, dubbeltjes en stuivers instoppen. Eén keer per jaar, met de kermis meen ik, werd die kas opengemaakt en als je dan bv het gigantische bedrag van 50 gulden gespaard had, dan kon je daar rond 1960 nog zo’n 100 glazen bier voor kopen en daar kon je toch al gauw een dag of twee mee vooruit.

Lottumse woorden: 161 - 170

161 Parsvleis huidvlees
162 Pee~er regenworm
163 Petatten aardappels
164 Piepwörsjes ?
165 Piers perzik
166 Pimpy babykrul
167 Pin-droad prikkeldraad
168 Pinkes haarkrullers
169 Pispötjes heggewinde
170 Plak veld


Parsvleis: heel vies spul, fijngemalen afgekeurde varkensonderdelen, hersens en zo, samengebonden in een dikke gelei. Gegeten op de boterham, in plakjes gesneden met wat mosterd er op.

Pee~er: daar visten we vroeger mee op paling en baars. Die beestjes kwamen tamelijk onprettig aan hun einde: eerst een angel door hun lijf en dan spartelend van de pijn het water in. Ik weet niet hoe lang een worm zijn adem in kan houden, ik denk dat de meesten verdronken waren voor er een baars langskwam en aan ze begon te knagen.

Petatten: “de stómste bore hebbe de diekste petatte” zei een keer iemand tegen mijn pa, toen die aardappelen aan het rooien was in de eigen tuin. Mijn pa hield van tuinieren en we hadden altijd volop groenten uit eigen tuin. Toen we op Bonenkampstraat 14 woonden tuinierde hij niet alleen achter het huis, maar ook het stuk grond aan de overkant van de straat, inclusief dat van Coen van de Ven, want die had geen interesse in tuinieren. Tegenwoordig is het openbaar groen, heb ik afgelopen zomer gezien.

Piepwörsjes: kleine worstjes, speciaal voor kinderen meen ik. Geen idee wat er in zat, maar piepwörsjes en kerboe~t waren het eerste wat je na het slachten van een varken op je bord kreeg.

Pimpy: ik ken het woord niet, maar volgens twee van mijn zussen is dat een Lottums woord: zo’n grote krul van voor naar achteren, midden op het hoofd van een baby.

Pinkes: daar liepen de vrouwen vroeger 's zaterdags rustig mee op straat, "met de pinkes in de hoar". Met een hoofddoekje over de pinkes heen; zag er niet erg charmant uit.

Pispötjes: witte bloemen in de vorm van een kelk. Zonder handvat, dus je moet wel wat fantasie hebben om daar een pispot in te zien.

Plak: daar groeide het allemaal: rogge, haver, bieten, mais enz. De “Zwarte Plak” is een bekend boek. Ik heb het niet gelezen, maar ik meen dat het een oorlogsverhaal is dat in de Peel speelt.

maandag 20 oktober 2008

Dora






















Dora en ik, 1948                                                                  Dora en Wiel, juli 2008


En natuurlijk moet ik het ook nog eens hebben over Dora. Dora Renkens van de Homberg. Die mij als baby geluierd, geveegd, gewassen, gepoeierd, gekleed en gevoerd heeft. Plus de vijf zussen en broers die daarna nog een voor een op de proppen kwamen. En gekookt, gepoetst, geboend, sokken gestopt, scheuren genaaid, huilende kinderen getroost, pleisters op kapotte knieën geplakt, gewassen en gestreken en alles wat er nog meer komt kijken bij een huishouden met zes kinderen. Dora was onmisbaar, altijd vrolijk en opgewekt, het middelpunt van het huishouden, zonder haar was het niks geworden met ons.

Dertien was ze toen ze in 1948 bij ons kwam, op de Horsterdijk nummer 3, en ze is (met een korte onderbreking) gebleven tot wij in december 1961 gingen verhuizen naar Oosterhout. Ze heeft nog meegeholpen met de verhuizing en toen in Oosterhout alles schoon was en op zijn plaats stond ging ze terug naar huis om te trouwen, met Wiel Teeuwen uit de Melderse.

Dora is 74 nu, schat ik, en ze is altijd lid van de familie gebleven. Toen pa en ma oud en hulpbehoevend werden stonden zij en Wiel nog steeds altijd voor ze klaar. Een telefoontje en ze kwamen opdraven. Ik weet niet hoe vaak ze die 120 kilometer gereden hebben, om te helpen of zo maar wat gezelschap te houden.

We wonen allemaal ver weg van de Melderse, vier van de zes wonen in het buitenland, maar als we in NL zijn gaan we, als het even kan, bij Dora en Wiel even op de koffie.

Dora en Wiel: bedankt voor alles.

zondag 19 oktober 2008

Bedevaart naar Kevelaer


Mijn eerste buitenlandse reis was met pa en ma op de fiets naar Kevelaer, bij mijn pa achterop d'n draeger (de bagagedrager). Ik was een jaar of vier dus het zal ongeveer 1951 zijn geweest; de oorlog was nog niet lang voorbij en de naam Duitsland klonk me toen behoorlijk dreigend in de oren. In die tijd werd er nauwelijks over wat anders gepraat dan over de oorlog en die boze Prusen.


Maar mijn pa was een fan van Maria en haar dichtstbijzijnde filiaal was in Kevelaer. Dus wij op de fiets de Maas en de grens over en op bedevaart naar de H Maagd. En die had dat gerust een beetje meer mogen waarderen en ons wat genadiger mogen zijn, want het heeft de hele reis gezeikt van de regen. Een paar keer onder een boom geschuild, regenjassen aan, maar die jassen van toen daar regende het dwars doorheen en we waren door- en doornat toen we aankwamen.

Ik was maar een hummeltje en ik kan me er niet zoveel meer van herinneren, maar ik weet nog dat we ons eerst in een café van binnen en van buiten wat opgewarmd hebben. En toen op bezoek bij de Heilige Maagd, in de Kirche. Daar was het druk, kan ik me nog wel herinneren, de H Maagd deed goede zaken want er waren veel mensen die een verzoek in te dienen hadden of haar kwamen bedanken voor verkregen gunsten.
Waar mijn ouders haar zegen over af wilden roepen weet ik niet. Het moet wel met mij te maken hebben gehad, waarom zouden ze anders zo’n kleuter door weer en wind mee sjouwen? Of zouden ze toen nog zó blij met me zijn geweest dat ze me even wilden laten zien en persoonlijk dankeschön zeggen?

Of hun wensen vervuld zijn, of ze gekregen hebben wat ze vroegen? Vergeten te vragen dus ik zal het nooit weten.

Lottumse woorden 151 - 160

151 Naeve             naast
152 Noavenant      naar verhouding
153 Nieje               sterke ontkenning
154 Nölen             onzin verkopen
155 Nondejuuke   vlinderstrikje
156 Nuëj               ongraag
157 Nuëjen           uitnodigen
158 Olieneutje      pinda
159 Ozelen           kou lijden
160 Pannestaart   kikkervisje


Naeve: Weej woeënden vroeger naeve Coen van de Ven. En Ger, Free en Marly.

Noavenant: Kreeg ik als tip van Hans Smits. Maar hoort hier eigenlijk niet want “navenant” is een ABN woord. Wordt in Lottum wel veel meer gebruikt dan in Holland denk ik.

Nieje: Sterker dan nae~ae. Sef Keltjens vertelde me een keer een verhaal over een opa Friezen die al een paar keer op sterven had gelegen maar er toch steeds weer bovenop krabbelde. Op een gegeven moment leek het toch wel echt gebeurd te zijn met hem. Familie en buren stonden om zijn bed heen, en iemand zei: “Nou is Friezen toch waal echt doeëd.” Waarop Friezen hard uitriep: “nieje!”

Nölen: Zit toch ní zoeë te nölen man!

Nondejuuke: Is wel Limburgs, maar ook Lottums?

Nuëj: niet graag. Ik weet niet zeker of dat echt Lottums is. Kan ook met de familie Nijssen uit Beesel zijn meegekomen.

Nuëjen: of oetnuëjen. Dat is wel Lottums: op de vlaai oetnuëjen.

Ozelen, ozelig, ge-ozel: heb ik hier in Oeganda geen last van.

Pannestaart: Eerst kikkerdril en als ze uitkomen zijn het kikkervisjes. Miljoenen, in de Roeibeek.

Lottumse woorden 141 - 150

141 Mi~spel          wesp
142 Mo                  moeder
143 Moa                uitroep van verbazing
144 Moelbaere      bosbessen
145 Moer              waterketel
146 Moetworm     mol
147 Mök               jonge koe
148 Moor              vrouwelijk konijn
149 Mós               kool
150 Muuskes       biceps


Mi~spel: kunnen gemeen steken. Ruud Breukers een keer in zijn ... jeweetwel, toen hij in de heg stond te pissen. 'n Klein jongetje was het toen nog, maar hij had even een heel grote ... jeweetwel, die heel veel pijn deed.

Mo: moeder, ma, mam, mams, mama, mammie. Mo Keltjens kan ik me nog herinneren, de moeder van Sef, Jan, Fiek en Truus. En mijn tante Gretha Jonkers werd ook mo genoemd, maar ze was het niet.

Moa: uitroep: “Moa, motte ’s kieke wát ’t boe~te règent!

Moelbaere: ik weet niet zeker of ze dat in Lottum ook zeggen. In Horst in elk geval wel want daar hebben ze er een heel bos van: 't Moelbaerebos.

Moer: Truus, zet de moer 's op vur 'n tas koffie.

Moetworm: daar maakten ze vroeger bontjassen van. Maassen Leen had er een. Leen woonde samen met haar broer Maassen Grad op de Hombergerweg. Ze kwam vaker op bezoek bij Jonkers en het heeft een diepe, blijvende indruk op me gemaakt hoe ze een keer binnenkwam, een schóttelslet van het aanrecht pakte en weer naar buitenging om een hondendrol op te vegen die buiten op de winkelstoep lag. En daarna de schóttelslet gewoon weer teruglegde op het aanrecht.

Mök: tussen een kalf en een koe in. Meisjes werden er ook wel voor uitgescholden. Of voor geit.

Moor: mama konijn. Papa remmel komt nog.

Mós: appelmós, roeëdmós, booremós. Mijn ex-schoonvader zaliger zei altijd "dát ze maar booremós aete" als hij op TV wat zag over drugsverslaafden.

Muuskes: "Mam, kiek 's wát ik al 'n muuskes heb."

maandag 6 oktober 2008

Lottumse woorden: 131 - 140

131 Mangelwortel    ?
132 Megje                meisje
133 Mei~d               vriendin, verloofde
134 Meizoentje       madeliefje
135 Melder             merel
136 Mè~lkorf         Vlaamse gaai
137 Mey                 soms
138 Mie~mer          aalbes
139 Mieske             katje, poesje
140 Mie~zelen       motregenen

Mangelwortel: Wintervoer voor de koeien. Geen idee hoe ze in het NL heten. Ze lijken op suikerbieten, maar zijn langwerpiger en de knol steekt een stuk boven de grond uit. Worden in de herfst gerooid, ingekuild en als de koeien ’s winters op stal staan in stukjes gemangeld en gevoerd. De bladeren worden ook ingekuild en aan het vee gevoerd.

Megje: meisje.

Mei~d: vriendin, verloofde.
Mijn eerste meid was Ans Cuppen uit Lomm, maar ik betwijfel of ze dat ooit zelf geweten heeft. Een jaar of 14 was ik en met Pierre van Dijk, Leo Vergeldt en Arie Snellen (meen ik) fietsten we ’s zondags naar Lomm en troffen daar dan vier meisjes. Ik weet niet wie er zenuwachtiger was, wij of die meisjes. Wie bij wie hoorde was onduidelijk. We stonden op straat, vier bij vier, praatten wat, lachten een beetje tegen elkaar en fietsten weer terug naar Lottum. Meer is er nooit gebeurd volgens mij. Maar spannend was het wel.

Meizoentje: madeliefje. Wat een zoetige naampjes. “Pispötjes” en “Stinkers” komen nog. Ook mooie bloemen maar minder populair dan meizoentjes, zo te horen.

Melder: merel.

Mè~lkorf: Vlaamse gaai.

Mey: soms. Ge kunt d’r mey niks ván op aan.

Miemer: aalbes in het NL: rode, zwarte, witte bes.

Mieske: katje, poesje.

Mie~zelen: motregenen.

dinsdag 30 september 2008

Jong Nederland


Foto's: Jong Nederland Horst
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Korte manchesterse broek, khaki hemd, halsdoek, alpinopet, dat was het Jong Nederland uniform en zo gekleed gingen we elke woensdagavond naar het KJV huis. Er was een GL (grote leider?), hopmannen, vaandrigs, pelotons, aalmoezenier, uniformen, emblemen en insignes, militaire groet ..., 't is dat we geen mitrailleurs hadden maar voor de rest had het veel weg van een bataljon kindsoldaten. En als je de namen van de pelotons bekeek: Buffels, Herten, Vossen, zou je ook kunnen denken aan een dierentuin in plaats van een jeugdvereniging.

Op het einde van de avond werden we in carrévorm opgesteld en in de houding gezet. Dan werd er eerst gebeden natuurlijk en daarna riep de hopman als afsluiting: JONG NEDERLAND, en de hele meute schreeuwde dan uit volle borst terug: PARAAT! Een beetje een enge, militaristische club als ik daar zo nog eens aan terugdenk, een soort Hitlerjugend. Daar zou ik mijn zoon nooit op doen, maar mijn pa was de GL en hij had Jong Nederland opgericht, dus ......................

Gerrie en Leo Peters, Piet Hovens, Sef Coenders, Hay Nelissen, Toon Philipsen waren de hopmannen. Van de vaandrigs kan ik me alleen Leo Clabbers nog herinneren en Chrit Lenssen. De eerste aalmoezenier heette Linders en toen die vertrok kwam pater Frederiks.

Een peloton bestond uit een man of acht. De Vossen waren mijn peloton. De leiding was in handen van een PL (pelotonsleider) en een APL (adjunct PL). Ik was, na een spannende verkiezingscampagne tot PL van de Vossen gekozen. ’t Zal wel geholpen hebben dat mijn pa de leiding had van de club. Peter Verheijen werd APL.

Op zo'n woensdagavond leerden we knopen maken: mastworpen, platte knopen en oude wijven, en we deden allerlei wedstrijden, maar waarin weet ik eigenlijk niet meer.

En dan kwam de zomer en het hoogtepunt van het Jong Nederland jaar: HET KAMP. Tenten, potten, pannen, dekens, kleren en weet ik wat nog allemaal op de vrachtwagen van Piet vd Berg en wij op de fiets naar Baarlo.

Het kamp was bij een boer op het erf. Elk peloton had een eigen kampje met een tent, waarin je sliep op een stro-zak. De tafel en twee banken werden gemaakt van houten stammetjes. Het was geen Club Med kamp, geen 3 sterren accommodatie, je zou er de jeugd van tegenwoordig niet meer naar toe krijgen, kijk maar eens naar de foto's die ik vond op de web site van Jong Nederland Horst. Ons kamp zag er precies zo uit. Bij de ingang van elk kampje werd de pelotonsvlag opgehangen, met een hert, buffel, vos etc. er op. Er moet door moeders en zussen heel wat afgeborduurd zijn in die tijd.

Zoals in het leger: elke ochtend en avond appél: iedereen in carrévorm opgesteld en dan de hele show: bidden en vlaggen hijsen en "jong nederland paraat" en zo. Wat we verder allemaal deden, behalve koken, eten en afwassen, kan ik me niet eens meer herinneren, maar het was wel allemaal heel spannend.

In de 50-er jaren ging er nog niemand op vakantie naar Spanje, dus twee weken van huis weg naar Baarlo was een heel avontuur. Behalve voor mij dan, want mijn hele familie ging mee op kamp: pa, ma en alle kleintjes. Dat was natuurlijk niet echt op kamp.

Twee keer ben ik mee geweest; in Baarlo en het jaar daarop in Maasbree. Ik weet niet meer wanneer ik van JN af ben gegaan, maar ik heb daarna nog wel meegekregen dat de Herten een keer landskampioen werden. Pierre van Dijk, Ger Heinemans, Jo Custers, Arie Snellen en Henk Martens hoorden daar o.a. bij.

Ik heb net even gegoogled en de organisatie Jong Nederland bestaat nog steeds Maar niet meer in Lottum denk ik. Is dat overgegaan in JOL? En bestaat JOL nog wel?

Pater Frederiks werd door zijn klooster overgeplaatst van Horst naar Tilburg in dezelfde periode dat wij naar Oosterhout verhuisden en hij is nog tientallen jaren huisvriend van mijn ouders gebleven. Zo'n beatmis pater die leuk en populair met de jeugd om ging; en een leren jasje droeg; en net een beetje té veel belangstelling voor mijn zussen had. Aardige man, verkeerd beroep gekozen.

zondag 28 september 2008

Lottumse woorden: 121 - 130

121 Ketteren                    hard rennen
122 Ketterschoon            hardloopschoenen
123 Kwaggen/kwiemen  vogelbabies
124 Kwakel                     denneappel
125 Kwekvors                 kikker
126 Leis                           teugels
127 Lichtig                      vaak, meestal
128 Litsen                       bretels
129 Loeëk                       uien
130 Loemele                   vodden

Ketteren. Staat niet in alfabetische volgorde want het dat woord viel me gisteren pas weer in. 55 jaar niet gehoord denk ik. Hard rennen betekent het, en ik had als kind:

Ketterschoon: Dat waren mijn snelste schoenen, waar ik het hardste op kon rennen. Rood waren ze, gekocht bij Funs van Dijk natuurlijk. Van het merk “Robinson” waarschijnlijk want dat waren de beste in die tijd.

Kwaggen: net uit het ei gekomen vogelbabies. “Kwiemen” was een ander woord. Vogelnesten uithalen was een van de hobbies in de lagere schooljaren en als we kwaggen vonden in een nest dan waren we te laat. Die eieren werden uitgeblazen en dan werd er een krans van gemaakt en in huis opgehangen. Maar niet bij ons; mijn pa was een natuurbeschermer en mocht er niks van weten dat ik vogelnesten uithaalde.

Kwakel: denneappel. Die waren erg handig om de kachel of de oven mee aan te maken en in het najaar gingen we altijd met de hele familie het bos in om manden vol kwakels te rapen voor de bakkerij van Jonkers.

Kwekvors: kikker. Als schooljongens gingen we vaak salamanders en stekelbaarsjes vangen in de Roeibeek. "Snorren" had je ook nog, bruine visjes met een hangsnor.
Er waren ook jongens die kikkers vingen en opbliezen: een stukje stro in de kont en dan blazen tot ze uit elkaar spatten. Dat heb ik, eerlijk waar, nooit gedaan.

Leis: de lange teugels van touw waar je een paard mee bestuurt dat een kar of een ploeg trekt. Dat mocht ik altijd doen van ome Sraar. Niet dat het paard zich van mij wat aantrok, die wist zelf wel waar hij heen moest.

Lichtig: meestal. Noa de hoeëgmis get ie lichtig beej d’n Hook efkes ’n glaas beer drinken.

Litsen: bretels. Droegen we in de 50-er jaren om de broek op te houden. Hadden de vorm van een Y: twee elastieken aan de voorkant en één achter, elk eindigend in leren stukjes met twee knoopsgaten die je vast maakte aan de knopen aan de broek, vier voor en twee achter. Was nog best lastig als je voor het grote werk naar de WC moest, zeker als je haast had. Dan moesten eerst al die knopen losgefrunnikt voor de broek omlaag kon.
Later kwamen er moderne litsen, met klemmetjes in plaats van knoopsgaten.

Loeëk: uien.

Loemele: dat woord kreeg ik van mijn zus. Volgens haar is dat Lottums voor vodden.

zaterdag 27 september 2008

Lottumse woorden: 111 - 120

111 Kratsen           krabben
112 Krek               net, pas
113 Krek good      net goed
114 Kriemel(en)    jeuk(en), kriebel(en)
115 Kroe~t            stroop
116 Kroëten          rode bieten
117 Kroe~tpers     stroopfabriekje van van Soest
118 Kroe~twis      ?
119 Krujer            ?
120 Kuumen        kreunen


Kratsen: “’t Stet geschreve en gedrukt, ge meugt kratse woa ’t jukt”.

Krek: ’t Is krek gebeurd.

Krek good: “Piet is door ’t ie~s gezakt.” “Dát is krek good, mót ie má nì zò stóm doon.”

Kriemelen: "Mam, ik heb kriemel aan de kó~nt." Wollen truien, die kunnen ook kriemelen.

Kroe~t: stroop. Van appels of van bieten gemaakt.

Kroëten: rode bieten.

Kroe~tpers: het stroopfabriekje van van Soest aan de Opperdonkseweg. In de 70-er jaren is het door ...? Zeegers omgebouwd tot een mooie woning, en ergens in de 80-er jaren is die gekocht door Ger Versleijen en mijn nicht Ankie Nijssen.

Kroe~twis: een bos met bloemen en groenten en fruit er in, maar ik ben vergeten waarvoor het ook alweer was en wat je er mee deed. Ze werden gezegend in de kerk, meen ik, en dan thuis in een vaas gezet.

Krujer: scheldwoord. Ik weet niet hoe ik het vertalen moet, maar mensen die in een woonwagen woonden en handelden in vodden en oud ijzer of langs de deur gingen om messen te slijpen werden krujer genoemd.

Kuumen: wordt het meeste op de WC gedaan denk ik.

donderdag 25 september 2008

Lottumse woorden: 101 - 110

101 Knoers          kraakbeen
102 Knoevelen    knuffelen?
103 Knómmel     rotzooi, prullen
104 Knoa~k        bot
105 Koaye           kaantjes
106 Koes             varken
107 Koetelen       ruilen
108 Kök              gazeuse
109 Köken          boeren
110 Krangs um   binnenste buiten

Knoers: kraakbeen. Mooi ouderwets Lottums woord. Maar wel heel vies spul.
Hier in Oeganda vinden ze het lekker, ze houden van knagen. Een van de populairste gerechten is cow foot: een koeiehoef in water gekookt, alleen botten en wit, rubberig knoers. Is goed voor de gewrichten, zeggen ze.

Knoevelen: knuffelen? Mijn zussen hebben me verzekerd dat het een echt Lottums woord is, maar ik ken het niet.

Knómmel: rotzooi, prullen. “Ik halt nì vaan dè seks-knómmel” hoorde ik een Lottumse dame een keer zeggen. Rond 1980 was het, maar ik zal hier geen namen noemen.

Knoa~k: bot.

Koaye: kaantjes. Flink uitgebakken en dan op de boterham. Ze moeten ergens in een varken zitten, maar vraag me niet waar.
In de neus kunnen ze ook zitten, maar dat zijn heel andere koaye; niet voor op de boterham.

Koes: varken. Kinderwoordje.

Koetelen: ruilen. Knikkers bijvoorbeeld, die werden veel gekoeteld.

Kök: limonadegazeuse. Exota limonadegazeuse was de officiële naam. Zo’n vies, zoet, geel suikerwater in een fles met een beugelsluiting. Er zat veel koolzuur in en daarom moest je er erg van köken.

Köken: boeren.

Krangs um: verkeerd om. Daar begon het mee, zie mijn eerste bericht.

Nog 162 woorden te gaan tot Zwelf. Plus wat ik in de tussentijd nog vind.

maandag 22 september 2008

Lottumse woorden: 91 - 100

91 Kleine kant               kleuterschool, groep 1
92 Kleu~ch / kluchtig    lol / lollig
93 Klieëd/kledje            jurk/jurkje
94 Kluntjeswek             suikerbrood
95 Knam                        helemaal
96 Knapkook                 koekje
97 Kneien                      kneden
98 Knoajen                    mopperen, zanikken
99 Knoep                       groot ding
100 Knoeren                  hard werken?


Kleine kant: groep 1; de bewaarschoeël van juffrouw Mien van den Boeënekamp, daar hebben we het al eens eerder over gehad.

Kleu~ch: lol, plezier. Kluchtig: leuk, lollig. Dat probeer ik hier soms te zijn, maar dat valt niet altijd mee.

Klieëd: jurk. In NL leggen ze een kleed op de grond (vloerkleed, tapijt), maar in Lottum is een klieëd een jurk en wordt gedragen door de dames. Of door kleine meisjes en dan is het een kledje.

Kluntjeswek: suikerbrood. Wit brood met half gesmolten, plakkerige brokjes suiker er in. Heel smerig.

Knam: helemaal. Dèn boeëm hingt knam vol proe~me.

Knapkook: dunne, platte koek, van ongeveer 10 cm doorsnee schat ik. Ik weet niet of ze nog bestaan, maar in de 50-er, 60-er jaren waren het de populairste koeken voor bij de koffie. Ik heb er duizenden gemaakt in de bakkerij van Sef Keltjens. En ingepakt. En bezorgd.

Kneien: kneden.

Knoajen: mopperen, greken.

Knoep: groot ding. Dé Wiel dén hé~t zich doa enne knoep vaan ’n hoe~s gebouwd. Overtreffende trap in het Blericks: knoeppert.

Knoeren: ik weet het niet zeker maar voor mijn gevoel heeft het te maken met hard werken of hard fietsen.

Dat was nummer honderd en om dat te vieren zal ik eens over een bizarre taalervaring vertellen. Het was juni 1976, in Bardera, Somalië. Met Nederlandse ontwikkelingshulp zou daar een brug over de Juba River gebouwd worden en een collega en ik moesten wat metingen en onderzoek doen, o.a. een paar boringen voor de fundering van de brug. Daarvoor hadden we een Italiaans bedrijf ingehuurd en we vonden ze ergens midden in de wildernis: wij in een landrover met een chauffeur en een tolk en drie Italianen in een vrachtauto met de bak vol Somaliërs. Italianen zijn wereldkampioen praters en ze babbelden volop, maar ... alleen in het Italiaans. En wij spraken Nederlands, Frans, Duits, Engels maar geen Italiaans. We hadden wel tolken: wij een die Engels sprak en zij een die Italiaans kon.
Dus: wij spraken Engels tegen onze tolk, die in het Somalisch tegen de andere tolk en die maakte er weer Italiaans van. En vice versa. En dan maar hopen dat er aan de andere kant hetzelfde uitkwam.

Vijf Europeanen, maar we konden niet communiceren zonder de hulp van twee Afrikanen. De Somaliërs snapten er niks van dat die witten elkaar niet konden verstaan.

Ik heb in de weken daarna genoeg Italiaans opgepikt om met ze te kunnen werken en de brug is er gekomen. Ik heb het net nog even gecheckt op Google Earth: hij is er nog.

zaterdag 20 september 2008

Lottumse woorden: 81 - 90

81 Jöken                wiebelen, wippen
82 Kanedassen      populieren
83 Kappes             kool
84 Kel                   man
85 Kelderverken   pissebed
86 Kerboe~t          balkenbrij
87 Kieps                pet
88 Kietelstieën      ronde steen
89 Klats / kletske  grote / kleine hoeveelheid
90 Klef                  talud, helling

Jöken: wiebelen. Zit ’s neet zoeë te jöken met dè stool, doa get ie kapot vaan.

Kanedassen: populieren.

Kappes: kool. Maar tegen de tijd dat hij klein gesneden en gekookt op je bord ligt dan is het mós geworden.

Kel: man. Ik denk dat het van “kerel” komt. “Neet böke, ziet ’s enne groeëte kel” zeiden ze als ik me gestoten, geschaafd, gesneden had.

Kelderverken: pissebed. Geen welkom diertje in huis, aan de namen te horen.
Ze horen bij de kreeftenfamilie en ademen door kiewen en kunnen daarom alleen leven in vochtige ruimten.

Kerboe~t: balkenbrij. Moet ergens vooraan zitten als je een varken opensnijdt, want na het slachten was dat het eerste onderdeel wat je te eten kreeg.

Ik kan me nog vaag herinneren hoe tante An en Maassen Leen samen kerboe~t maakten: een kuip vol fijngemalen bloederige troep, flink roeren met een houten spaan, een paar zakken boekweit er bij om het in te dikken en dan met een grote lepel in bakjes scheppen om af te koelen.

Als kind vond ik het lekker op de boterham: in plakken gesneden, gebakken in de pan met wat schijfjes appel erbij en kroe~t er op. Maar nu? Ik kreeg een keer een stuk cadeau en kreeg er bij te horen welke delicatessen er allemaal in zaten: pens, darmen, longen, hersenen. De hond heeft een paar dagen lekker gesmuld.

“’t Lekkerste ván ’t verke” was bij ons thuis een standaard uitdrukking. “Dát spek lus ik neet - bàh, die spruutjes zien fie~s – den bloemkoeël is nì lekker”, het antwoord was altijd: “Opète, dat is ’t lekkerste ván ’t verke”.

Kieps: pet. Zo’n platte met een klep aan de voorkant.

Kietelstieën: een ronde steen waar je iemand mee op zijn rug kietelde.

Klats: ’n hoeveelheid vloeistof. Ik kreeg ’n klats water óvver mien bóks. Maar ik weet niet zeker of ’n klats altijd vloeibaar is. Kun je ook een klats geld hebben?

Kletske: ‘n kleine klats. Wilde nog ’n tas? D’r zit nog ’n kletske in de kan.

Klef: talud, helling. De klef beej Muijsers: daar lag het Houthuizer veld een paar meter hoger dan de weg en daar kon je met de snel (autoped) of fiets vanaf. Als je durfde.

dinsdag 16 september 2008

Lottumse woorden: 71 - 80

71 Ho~of         groentetuin
72 Hudsel        halster
73 Huiwagen   spin
74 Huukskes    hurken
75 Huuske       WC
76 Illik             bunzing
77 Inkkater      eekhoorn
78 Inkketske    eekhoorntje
79 Joeks          lol
80 Joerts         mus

Ho~of: tuin; maar dan wel een groentetuin, geen siertuin. Ho~ofpaadsoep noemde oom Harry Jonkers de groentesoep van mijn tante An Nijssen omdat hij dacht dat ze daarvoor alleen maar even snel d’n ho-ofpaad op en neer had gerend en hier en daar een blaadje had geplukt.

Hudsel: halster

Huiwagen: die slome spin met zo’n heel lange poten.

Huukskes: hurken.

Huuske: WC. Oorspronkelijk een hokje buiten het huis, meestal boven de zeikkelder. Je zat op een plank met een rond gat waardoor de chocola omlaag de kelder in plonste. Aan de muur hing een touwtje met daar overheen reepjes krantepier. Dat veegde niet lekker moet ik zeggen.

“Ik goj nog ’s op ’t huuske doeëd”, zei de oma in Tienray van mijn vriend Ben van Rijswick altijd als ze na een half uur kuumen uitgeput van het huuske kwam.

De meeste huizen in het dorp hadden normale WC’s, maar voor veel mensen bleef dat toch 't huuske.

Illik: bunzing. Ik heb er nog nooit aan geroken, maar die schijnen erg te stinken.

Inkkater / inkketske: eekhoorn / eekhoorntje.

Joeks: lol; maar ik denk eigenlijk dat dat een Venloos woord is.

Joerts: mus. De meest voorkomende vogel vroeger, maar ik geloof dat de jeugd (mensen van onder de vijftig bedoel ik) dat woord niet meer kent.

zondag 14 september 2008

Lottumse woorden: 61 - 70

61 Greken                sjachrijnen, zanikken
62 Groeëte kant       groep 2
63 Gröts                   trots
64 Gruts                   ?
65 Hemdrok             onderhemd met korte mouwtjes
66 Hemelbieësje      onzelieveheersbeestje
67 Hieëp                  hakbijl
68 Hoarepluk
69 Hojje                  dag
70 Hómmelen         onweren, donderen

Greken: sjachrijnen, klagen, zanikken. Dèn Hay dat is ‘nen echte greker = die heeft altijd wat te zanikken.

Groeëte kant: de tweede klas van de kleuterschool, tegenwoordig groep 2. Daar hebben we het al eens over gehad.

Gröts: trots. In NL heeft het soms een negatieve betekenis: "verwaand", maar in het Lottums niet.

Gruts: weet ik eigenlijk niet precies, maar bij dat woord moet ik denken aan zo’n goot op de stal achter de koeien langs waardoor de gier en de prut naar de zeikkelder stroomt.

Maar misschien vergis ik me ook wel en is het zo’n zilveren tang om bonbons mee van een porceleinen schaaltje te pakken.

Hemdrok: een soort T-shirt voordat de T-shirts waren uitgevonden. Droegen we in de koude tijden van het jaar over het onderhemd heen. En daar zat dan een medaille opgespeld; heette dat niet een scapulier? Wat waren we toch heilige boontjes vroeger.

Hemelbieësje: Onzelieveheersbeestje. Zo’n rood kevertje met zwarte stippen. Mijn jongste dochter is panisch voor alles wat kruipt en krabbelt, maar OLH beestjes zijn lief. Die moeten een goede public relations manager hebben.

Vanmorgen zei ze nog tegen me: ik ben bang voor kleine vieze beestjes, voor dokters en voor apen.

Hieëp: hakbijl om schansen mee kort te maken en kippen de kop mee af te slaan. Jeu Lenssen had daar vroeger geen hieëp voor nodig, hij zette zo’n kip tussen zijn benen en trok de kop er zo af. Mijn tante An sloeg een kip eerst met een stok verduusseld voor ze de kop er af hakte.

Hoarepluk: Lottumse folklore bij bruiloften, hebben we het al eens over gehad.

Hojje: dag, afscheidsgroet. Meestal in combinatie met wah: hojje wah.

Hómmelen: onweren. Was ik als klein kind erg bang voor. Bang gemaakt eigenlijk, want als het hómmelde dan moesten we allemaal op de knieën en dan werd de rozenkrans gebeden tot het gevaar geweken was. Bij een harde knal voelde ik soms de bliksem al aan mijn achterwerk schroeien.

Ik was een jaar of drie, alleen in huis met tante Lies, toen het flink begon te onweren. “Ziet maar neet schoow”, zei ze tegen me. Ik keek haar eens goed aan en zei “ik geluëf, geej ziet zelf schoow”. Dat heeft ze me later nog vaak verteld.

Wat hadden ze vroeger gemoeten zonder rozenkrans? Als we met de auto ergens heen gingen en het was verder dan naar de bakker, dan werden er als extra ongevallenverzekering ook altijd eerst een paar rozenkransen gebeden. De verlichting brak op sommige plaatsen pas laat door.

Lottumse woorden: 51 - 60

51 Boam         bodem, achterwerk
52 Gèle           verf geelzucht
53 Gelint        omheining van een wei
55 Gerf           bos graan
56 Gevrè~t      gezicht
57 Gewè~re    begaan
58 Geyen        wieden
59 Graaf         sloot
60 Grei           spul

Boam is me later pas ingevallen; moest eigenlijk al bij het eerste lijstje staan, op nummer 9. Boam of vlaaiboam. Die kon je vroeger kopen bij de bakker (misschien nog wel) en dan kon je er zelf kersen of miemere of ertsbè~re op doen.

Kinderen hebben ook een boam, maar die is niet voor kersen of miemere, maar om op te zitten. Of om klappen op te krijgen als ze vervelend zijn.

Boam komt van het NL bodem denk ik, maar daar hebben we ook nog “bojjum” voor. Een emmer heeft een bojjum. En de Maas ook.

Gèle verf: geelzucht, hepatitis. Heb ik als kind van een jaar of tien eens gehad. Misschien aangestoken door Henk Martens, want die had het ‘t eerste op school. Gele huid, gele ogen, niet al te ziek, lekker een week of drie niet naar school.

’t Gelint is de pin-droad om een wei heen.

Gerf: vroeger werd het koren (rogge, gerst, haver) met een maaibalk gemaaid en lag dan los op de grond. Dat werd dan met de hand, met wat spieren stro, in bossen gebonden, gerven, en met acht tegelijk rechtop tegen elkaar gezet om te drogen. Kan 't zijn dat die “ruiters” heetten, acht gerven bij elkaar?

Gevrè~t: gezicht. Maar als je een meisje wilt versieren kun je beter niet zeggen dat ze een knap gevrè~t heeft, want dan wordt het waarschijnlijk niks. ’n Gevrè~t heeft iemand waar je bieëstig giftig op bent en waar je hem dan het liefste op zou slaan.
In Duitsland zeggen ze "Fresse".

Gewè~re: begaan. Loat um maar gewè~re: laat hem maar met rust, laat hem doen wat hij wil.

Geyen: wieden. Met de hand drek (onkruid) uittrekken. Ik ben eens getrouwd geweest met iemand die heel precies de opkomende Afrikaantjes en Sneeuwklokjes uittrok rondom de schietmè~l heen, maar dat noem ik geen geyen. Kwam uit een stad natuurlijk.

Graaf: sloot. Er moet in Lottum ergens een gekkengraaf zijn, maar ik ben vergeten waar.

Grei: spul. Woei hèt dat grei ok alwir? Wat is dat vur fie~s grei.

zondag 7 september 2008

De höltere iezerkes

Hoog tijd om eens wat te schrijven over twee hoofdpersonen in mijn jeugdjaren in Lottum: Sraar Nijssen, oeëme Sraar, en Mie Deckers, tante Mie (foto).

Negen kinderen hadden opa en oma Nijssen, een hele zwerm dochters en één zoon. Ze hielden van degelijke ouderwetse namen: Mie, Nes, Gretha, An, Grada, Trui, Nel, Lies en Sraar.

Sraar was de jongste en hij zal rond de 20 zijn geweest toen zijn vader, Sjaak Nijssen, in 1941 overleed en hij er alleen voor kwam te staan op de boerderij. "Alleen" is niet het goede woord want er waren nog wat ongetrouwde zussen die meewerkten plus een serie bediendes en knechts.

Ik heb al eens geschreven dat ik op die boerderij geboren ben en het is daarna altijd een middelpunt in mijn leven gebleven met oeëme Sraar in de hoofdrol. Als het maar even kon was ik daar, ‘s woensdags en ‘s zaterdags na school en ‘s zondags de hele dag. Hij was mijn peetoom en een aardigere, leukere oom dan oeëme Sraar kan ik me niet voorstellen. Vol humor, altijd opgewekt, altijd vol grappen.

Ik zal drie - vier jaar zijn geweest toen ik een snel (autoped) kreeg en op dat ding stepte ik van de Horsterdijk alleen naar Houthuizen toe. Elke zondag deden we hetzelfde spelletje: als hij uit de hoogmis thuis kwam dan vroeg hij aan de tantes: “Is Paul nì gekómme vandaag?” “Nae”, zeiden die dan “we hebben um vandaag neet gezeen”. Dan ging hij aan de tafel zitten, waar ik me onder verstopt had en dan trok ik hem flink aan zijn been. En dan rende ik er vandoor en hij achter me aan om me te vangen.

Ik zal ook een jaar of vier zijn geweest toe we een keer samen naar de biggenmarkt in Horst zijn geweest. ’s Morgens heel vroeg, met paard en wagen en een grote kist vol biggen stap voor stap achter de dikke kont van het paard aan over het Wietveld naar Horst toe. En toen de handel verkocht was het café in voor een borrel en een glaasje sinas.

Het zware werk op de boerderij werd nog met een paard gedaan in de 50-er jaren, zo’n zwaar Belgisch trekpaard. Pas toen ik een jaar of tien was, denk ik, kocht hij een tractor, een tweedehandse grijze Fordson. De dikke Belg werd van de hand gedaan en ingeruild voor een slank luxe paardje: Pedro.

Wie waren er nog meer op de boerderij? Mijn tantes An en Lies en de knecht Jeu Lenssen, later opgevolgd door Joop Born. Fokkie, de hond, een pauwhaan en een -hen, een stuk of zes melkkoeien, wat mökken, twee stallen vol varkens en een paar hokken vol kippen.

Ik snelde of fietste altijd naar oeëme Sraar als ik niet naar school hoefde en hielp met alles mee; ik weet niet of het echt helpen was toen ik nog klein was, maar ik was er wel altijd bij: ploegen, cultivateren, eggen, maaien, dorsen, melken, voeren, mesten en wat er allemaal nog meer gebeuren moet om zo’n gemengd boerenbedrijf draaiend te houden. Hard werken altijd, maar er werd veel bij gelachen.

Op 1 april was ik een keer aan de beurt: “Paul, got is beej Driek ziene Sef de höltere iezerkes halen.” En ik op stap naar Muijsers: “Oeëme Sef, oeëme Sraar wil gèr de höltere iezerkes hebben.” “Oh”, zei die, "ik geluëf dat die beej Kessels zien, got doa maar ‘ns vroagen.” En ik op pad naar Kessels en daar kreeg ik pas door dat ik voor de gek werd gehouden.

Rond 1955, denk ik, trouwde oeëme Sraar met Mie Deckers die toen in Melderslo woonde. Getrouwd werd er in de kerk van Melderslo en daarna drie dagen lang feest in de schuur van Deckers; ik kan me vooral nog de teil vol flesjes sinas en cola herinneren waaruit we mochten pakken zoveel we wilden. Voor kinderen die misschien drie keer per jaar een flesje sinas kregen was dat zo ongeveer de hemel op aarde.

Tante An en tante Lies verdwenen uit Houthuizen; An ging de huishouding doen bij haar zus Gretha Jonkers aan de Markt en Lies werd wijkverpleegster in Blerick.
Maar de bevolking op de boerderij werd weer snel aangevuld: in een snel tempo verschenen achtereenvolgens mijn neven en nichten Jac, Gonnie, Mieke en Ankie. Drukke tijden moeten het zijn geweest voor tante Mie: de zorg voor vier kleine kinderen + de koeien + de kippen. Alleen, zonder hulp in de huishouding.

In 1961 kocht mijn pa zijn eerste auto: een tweedehands Renault Dauphine. De roeëie miemer noemde Sraar dat ding. Zelf zou hij graag een Dafje willen hebben, maar dat zat er nog niet aan.

In december 1961 vertrokken wij met de roeëie miemer naar Oosterhout. Anderhalf jaar later, in mei '63, kwam ik ’s middags uit school en als gewoonlijk liep ik naar de radio en zette keihard Veronica aan, maar mijn pa draaide hem meteen weer uit. Aan zijn gezicht kon ik zien dat er iets ergs gebeurd moest zijn: ome Sraar is dood!!! Verongelukt met de tractor.

De wereld stortte in. Dat was niet waar. Dat kon niet waar zijn. Dat mocht niet waar zijn. Een boze droom was het, maar hij ging maar niet weg. Elke ochtend als ik opstond drong het weer tot me door: hij is er niet meer.

Voor mij, 14 jaar toen, was het het ergste wat me ooit overkomen was, maar ik kan niet eens beginnen met me voor te stellen wat voor een ramp het was voor tante Mie. 33 Jaar oud, in één klap weduwe, alleen met de zorg voor vier kleine kinderen en een boerenbedrijf. Wat een verdriet en wat een zorgen!
Met de boerderij heeft ze hulp gehad, vooral van Martens Sjaak, maar met haar gezin stond ze er alleen voor. Ik weet niet hoe ze het gedaan heeft, hoe ze elke dag weer de moed opgebracht heeft, maar ze heeft zich er doorheen geslagen en alleen vier kinderen groot gebracht. Met in elk geval naar de buitenwereld toe altijd een opgewekt gezicht en zonder ooit te klagen. Ik neem daar mijn petje diep voor af.

Een paar jaar later kon ze het Dafje kopen dat Sraar zo graag gehad zou hebben.

Mijn voorbeelden, mijn role models zeggen ze tegenwoordig: ome Sraar en tante Mie.

---------------------------------------------------------------
PS: Hier moet ik ook nog even het verhaal kwijt over de vloek van de pauw. De pauwhaan van Nijssen ging dood in de strenge winter van ‘62/’63. De grond was te hard bevroren om hem te begraven en daarom bleef hij boven de grond liggen.

In die tijd klopte er een zigeuner aan om te bedelen en toen die de pauw zag liggen waarschuwde hij: raak nooit een dode pauw aan, want dan ga je zelf ook dood.

Wie gelooft er nou zo’n onzin? Ome Sraar in elk geval niet, en toen de winter wat lang duurde groef hij samen met Bastens Funs een gat in de koeienstal en stopte daar de pauw in. Gat weer dicht, klaar is kees.

Maar let op: binnen drie maanden waren ze allebei dood!!! Bastens Funs kreeg een hartaanval bij het schoffelen op het land en ome Sraar verongelukte met zijn tractor.

Ik ben niet bijgelovig. Ik trek me niks aan van vrijdag de 13de of zwarte katten die de weg oversteken en ik loop rustig onder ladders door, maar een dode pauw zal ik toch niet gauw aanraken.

Lottumse provo's


Midden 60-er jaren kwam in heel West Europa de jeugd in opstand tegen het autoritaire gezag en de kleinburgerlijke, benepen maatschappij. De provo's hielden elk weekend happenings op het Spui in Amsterdam en schilderden dan het standbeeld van het Lieverdje wit.
In Amsterdam, daar gebeurde het allemaal. En in Lottum gebeurde niks. Dat moest maar eens veranderen, vonden wij, en daarom stapten wij op een zaterdagnacht ergens in 1965 met een grote pot witte verf de auto in om ook eens mee actie te voeren.
Wij, de Lottumse provo’s, dat waren (als ik het me goed herinner) Henk Martens, Leo en Jèn Vergeldt, Jan Clevers, Jèr Custers, een dienstkameraad van Jèr uit Meerlo waarvan ik de naam niet meer weet, Noud Verstraaten en ik.

In Lottum viel niets te schilderen, maar in Grubbenvorst stond op het plein een monument, dus daar eerst maar eens naar toe. Een paar streken met de kwast en klaar was kees. Dat ging snel. Maar de verf was nog lang niet op. En wij nog lang niet uitgeprotesteerd. Wat valt er nog meer te schilderen?
In Sevenum stond ook wat, wist iemand, dus hup de auto in en naar Sevenum. Het beeld daar bestond uit een oude vliegtuigpropeller met krom gebogen vleugels en na een paar streken met de kwast was ook Sevenum veroverd.

Nu hadden we echt de smaak te pakken, waar is het volgende monument? We wisten er geen meer. We reden op goed geluk van dorp naar dorp maar vonden niets. Tenslotte kwamen we in Panningen terecht, maar toen we ook daar geen standbeeld vonden om revolutionaire actie op te voeren, leefden we ons maar uit op een Panningse straat en schilderden die vol met vredestekens. Op een witte muur stond ergens met grote zwarte letters “Schoenen Janssen” maar met een paar artistieke verfstreken veranderde Leo Vergeldt dat in “Schenen Jassen”. Geen erg revolutionaire tekst, dat geef ik toe.

En toen was de lol er wel af, het was al een uur of vier en we reden terug naar huis. De revolutie was voorbij voor die dag.

Ik weet niet wat we verwachtten, maar niemand van ons had gerekend op het schandaal dat de volgende ochtend ontstond en de grote koppen in de maandagkranten; zelfs de Volkskrant berichtte er over op de voorpagina. De beelden die we in Grubbenvorst en Sevenum gewit hadden waren namelijk monumenten ter nagedachtenis aan de oorlogsslachtoffers en veel mensen waren diep gekwetst door onze actie.

Ja sorry; dat wisten wij ook niet. Dat was niet de bedoeling. Als we er nou allemaal maar stil over zouden zijn dan zou er niemand achterkomen dat wij het geweest waren.
De politie stond inderdaad voor een raadsel en had waarschijnlijk de daders nooit gevonden als er niet geklikt was. Maar er werd wel gepraat en zo kwam het verhaal van Custers bij In ’t Zand terecht, van In ’t Zand bij Seroo in Grubbenvorst en zo bij de politie. De sterke arm van justitie kwam in actie en we werden allemaal opgepakt door politieagent Valckx.

Allemaal, behalve ik; mij konden ze nog even niet te pakken krijgen want ik zat in die tijd ver weg in Boskoop op school. In het weekend was ik er wel, bij Jonkers aan de Markt, en op een zondag stonden daar twee grote agenten voor de deur. De arrestatie mislukte echter doordat ik via de achtertuin ontsnapte en de bus naar Venlo nam en vandaar de trein naar Boskoop.

Maar geen nood, Valckx kende mijn pa nog en die werd tijdelijk tot hulp-sheriff benoemd met de opdracht me op te sporen en in Grubbenvorst af te leveren.
Op een dinsdagmorgen kwam hij me in Boskoop oppikken en vandaar reden we rechtstreeks naar Grubbenvorst. Pa was weer eens niet erg te spreken over zijn oudste zoon. Gloeiend was hij, de hele rit van minstens drie uur heeft hij geen woord gesproken.

En daar zat ik dan bij Valckx in de huiskamer. Hij had van de andere zeven al precies gehoord wat we gedaan hadden dus ontkennen had geen zin.

Het recht nam zijn loop, we moesten voorkomen in Roermond en werden elk veroordeeld tot een boete van een paar honderd gulden. En dat was het einde van de Lottumse provo-beweging.

Met één grote vraag ben ik sindsdien blijven zitten. We waren met z’n achten; we zijn alle acht aangehouden en ondervraagd, maar het Nederlandse justitiële apparaat besloot om er maar vier te vervolgen, en wel de vier jongsten: Henk Martens, de twee jongens van Vergeldt en mij.
Dat ik erbij was, was op zich wel terecht want het was mijn idee geweest, maar dat wist de politie niet. Ik vond het ook prima dat die andere vier aan justitie ontsnapten maar begrijpen deed ik het niet. Wat was de logica? Waarom niet alle acht? Of als je vier genoeg vindt, waarom dan niet de vier oudsten?
Maar goed, die justitiële dwaling kwam ons wel goed uit, want de andere vier betaalden netjes mee en zo werd de financiële schade gehalveerd.

Van de door ons betaalde boete werden de schoonmaakkosten aan de gemeenten vergoed. De daders zaten nog op school en hadden zelf geen geld en het waren dus de ouders die de portemonnee moesten trekken. En zo werd die arme vader Martens dubbel slachtoffer van onze protestactie, want als kantonnier bij de gemeente Grubbenvorst had hij dat monument schoon moeten maken en nu moest hij daar zelf nog voor betalen ook!

Het leven kan onrechtvaardig zijn.


PS: op 31 januari 2014 kreeg ik van Hans Loonen dit krantenartikeltje:




zaterdag 6 september 2008

Lottumse woorden: 42 - 50

42 Flie~s tas
43 Foe~telen vals spelen
44 Friemelen prutsen
45 Fus vat
46 Gaaien bevallen
47 Gaar neet helemaal niet
48 Gans helemaal
49 Garepaap halve gare
50 Gavel hooivork

Henk van Schampieters Sir alias Henk van de Veiling, ook bekend als Henk Hendrix heeft me een tip gegeven hoe je Limburgs schrijft: http://li.wikipedia.org/wiki/Wikipedia:Sjpellingssjpiekpagina

Ik zal het eens gaan proberen. Er staat niet in hoe je een klank wat langer moet laten doorklinken, zoals in flie~s en foe~telen. Maar toen ik nog wat doorzocht vond ik het Sjpellingbook “Spelling 2003 voor de Limburgse Dialecten” en daar staat in dat dat met een ~ kan. Een korte klank kun je aangeven met \, maar ze raden af om die tekens in een tekst te gebruiken omdat het wat moeilijk leest. Maar in de woordenlijst hou ik de ~ aan voor de duidelijkheid.

Flie~s: (boodschappen)tas. Is eigenlijk het NL woord “valies”, maar dat woord is verdwenen, wordt niet meer gebruikt. Ik weet niet of flie~s nog wel gebruikt wordt. Gaat er in Lottum nog iemand boodschappen doen met een flie~s?

"Die alde flie~s" heeft niets met boodschappen te maken. Zo werden, nogal oneerbiedig, sommige oudere dames genoemd.

Foe~telen: vals spelen, stiekem bij iemand in de kaarten kijken.

Friemelen: prutsen, bv om een draad in het oog van een naald te krijgen. Er werd vroeger, na het bal, door de jeugd in donkere hoeken achter heggen en muren ook heel wat afgefriemeld, maar daar zal ik het hier maar niet over hebben.

Fus: vat, bv een vat bier (maar misschien is dat geen Lottums, maar Venloos)

Gaaien: bevallen: “dát gaait meej niks” = "dat bevalt me niets", of "dat vertrouw ik niet".

Bevallen in de betekenis van "een kind ter wereld brengen" is weer heel wat anders. Dat kan behoorlijk verwarrend zijn. In de 60-er jaren hoorde ik in Boskoop eens iemand zeggen: " 't Is een rare wereld tegenwoordig: als de meid bevalt dan moet ze weg, en als ze niet bevalt dan moet ze ook weg."

Gaar neet: als het woord “gaar” alleen staat is het hetzelfde als “gaar” in NL: “Netje, kiek 's of de petatte al gaar zien”.
Met “neet” erbij wordt het het Duitse woord “gar”. “Gaar neet” betekent dus “helemaal niet”.

Gans: heeft dezelfde betekenis als het Duitse woord “ganz” = “helemaal”.
In de uitdrukking “ganz und gar” hebben we ze allebei bij elkaar. En dat rijmt ook nog.

Garepaap: halve gare. Vreemd: in Lottum vinden we iemand gaar, als hij een beetje abnormaal doet. In Holland vinden ze hem dan pas half gaar. Hoe zouden ze daar iemand noemen tegen de tijd dat hij helemaal door en door gaar geworden is? Minister President?

Gavel: hooivork, een soort riek, maar dan met maar twee tanden, om hooi of stro mee op te pakken. Komt van het Duitse woord gabel = vork.

vrijdag 5 september 2008

Stinkers

Het moet vroeger hier en daar behoorlijk gestonken hebben in Lottum want wassers waren we niet in de vijftiger jaren. Badkamers bestonden niet. Bij ons in huis was boven wel ergens een klein donker kamertje dat we "de does" noemden, maar gedoucht werd daar niet; daar stonden alleen wat dozen en kisten met oude troep.

Geen waterleiding, geen kraan in huis, geen WC met spoeling, het enige water kwam uit de pomp in de keuken. En door de week wasten we ons daar 's morgens aan het aanrecht de handen en het gezicht. Een klein beetje maar, niet te nat, want dat water was koud. Tanden poetsen? Volgens mij gebeurde dat alleen 's zondags.

En één keer in de week, op zaterdagmiddag, in bad, in een zinken teil in de bijkeuken. Twee aan twee in hetzelfde water. Haren wassen met shampoo gebeurde maar eens in de twee weken. Schoon ondergoed kregen we elke week, dat nog wel.
Ik zal hier niet in details treden, maar iedereen kan zich voorstellen hoe de onderbroek van een 10-jarige jongen er na een week uitzag. En rook.

Geen kliko's en vuilniswagens vroeger, afval werd met paard en wagen opgehaald door Janssen Jan (Henneskens Jan) uit Houthuizen en gestort in het Schansengat aan de Houthuizer weg of in de Bergse Koel aan de Broekhuizer weg.

Riolering kwam pas eind 50-er jaren. Voor die tijd verdween de soep in een gierput die af en toe leeggepompt werd door Janssen Jan.

Er is veel veranderd in vijftig jaar. Lottum was een simpel boerendorpje toen ik klein was. Familie uit "Holland" die wel eens op bezoek kwam vond die dorpse sfeer prachtig: de boerderijen, de velden, de rozen en de Maas. Ik snapte niet wat de ooms en tantes daar mooi aan vonden en schaamde me voor de mesthopen, de kippenhokken, de schuren en het onkruid langs de straten.
Het enige moderne, het enige om trots op te zijn waren voor mij de machinefabriek Thilot en de conservenfabriek van Aarts Pie in Houthuizen.
In mijn fantasie zag ik een dorp met grote bedrijven, moderne huizen, mooie tuinen en schone trottoirs langs alle straten.

En kijk eens aan: een halve eeuw later is die fantasie werkelijkheid geworden want zo afgelikt als in mijn droom ziet Lottum er tegenwoordig in het echt uit.

Maar ja, je kunt het mensen niet gauw naar de zin maken, want nu zou ik het Lottum uit mijn jeugd nog wel eens willen zien met het klooster, het spuitenhuuske, de boerderij van Bartels, Bartelskoel, de smidse van Verheggen's Piet, de Coöperatie, café Keiren, Wilmsen Ties met zijn melkkar.

Tsja, het is nooit goed.

zondag 31 augustus 2008

Mijn boom


Iedereen in Lottum moet mijn boom wel eens gezien hebben: die hoge Italiaanse populier bij het huis van Mie Nijssen in Houthuizen, een paar meter van de Grubbenvorsterweg af.
Hoezo mijn boom?? Is die niet van Nijssen dan? Eigenlijk wel natuurlijk, maar het is toch een beetje mijn boom omdat mijn pa hem geplant heeft op de dag dat ik geboren ben, 3 juli 1947.


Een paar meter van die boom af kwam ik op de wereld, in het opkamertje van de boerderij van Nijssen, waar mijn ouders tijdelijk inwoonden tot hun huis aan de Horsterdijk klaar was.

61 Jaar oud is hij dus al, die boom. En dat is niet mis, want zo'n populieren worden meestal niet ouder dan een jaar of 30. Het werd dus hoog tijd om eens een foto van ons twee oudjes te maken, voor hij omkiept. Of ik.

En dat hebben we begin augustus even gedaan, zie foto.

Waarom zo’n watje van een Italiaanse populier en geen stoere Limburgse eik? Ik weet het niet, vergeten te vragen, ik doe het er maar mee. Willen jullie allemaal wel een beetje voorzichtig rijden daar?