maandag 28 september 2009

Inzendingen

Een waarschijnlijk wat verlegen type stuurde als reactie op de prijsvraag anoniem één woord in: hoepla.

Dat vulde precies het gat op in mijn sintermertesversje, maar voor één woord kan ik toch moeilijk een doos wijn toekennen.

Dan eerder aan Annemie Muijsers die het ringele rangele versje als volgt aanvulde:

ringele rangele roeze
de boter in de doeze
de eier ien de kaste
merge zulle we vaste
ovvermerge lemkes slachte
dat zal zegge beh.

Of aan Fried Keltjens, die nog precies het versje kende dat hij als 8 - 10 jarige ströp in het KJV huis opzegde op de verjaardag van Pastoor Kerbosch:

Wat heven wij gelachen van morgen in de klas.
Dat was om kleine Jan die o zo grappig was.
Hij vroeg aan onze zuster.
Zuster mag ik mijn suikerbal opeten
Mijn suikerbal mijn kleintje hoe kom je daar nu aan.
Die heef ik van moe gekregen toen ik naar school zou gaan.
En waar is nu al dat lekkers.
Klein Jantje keek en zocht in het rond.
Opeens begon hij te huilen.
Ik heef hem al opgegeten en ik dacht dat ik hem nog had.
De zuster en wij allen wij schaterden het uit.
Die Jan die leuke kleine guit.

Sjaak Pelzer stuurde me een lange reactie met o.a.:
Ik weet ook nog als het sinte merte was en we gingen langs de deuren en ze maakten niet open dan zongen wij tiere tiere liere hier wonen giere.

Zijn er nog meer Lottummers met dichterlijke inspiratie? Ik wacht nog even met het toekennen van de prijs. Even kijken of er nog meer poëtische inzendingen komen.

vrijdag 25 september 2009

Prijsvraag

Wie kent er nog oude Lottumse versjes en liedjes? Daar moeten er toch zat van zijn. Wat deden we anders in de vijftiger jaren, toen er nog geen televisie was? Ganzenborden, Mens-erger-je-nieten, versjes opzeggen en liedjes zingen. En wat zongen we in het KJV huis altijd voor liedjes op de verjaardag van Pastoor Kerbosch?

Een doos wijn voor de beste inzending. Af te halen bij de Pryma van Paul Keltjens in Brokeze. (Moet ik nog wel even met hem regelen.)


Ik herinner me deze nog:

Hedde dò-rs?
Got ma nao Hò-rs
Dao is 'n hundje
Dát pist oow in 't mundje.

Daar zal de dichter niet de nobelprijs voor literatuur mee gewonnen hebben denk ik. Met het volgende versje ook niet, dat ik mijn zusjes wel eens hoorde opzeggen:

Ringele rangele roze
De bótter in de doze
..........?

En verder weet ik het niet meer.

En een versje van één regel: In Remunj loeëpe de hunj met de kunj óver de grunj.

Ook geen hoogstaande poëzie, maar het rijmt wel goed.

Met Sintermerte trokken we altijd met zelfgemaakte lantaarns (hoe noemden we die dingen ook alweer, fakkels?), meestal een uitgeholde suikerbiet, een gezicht er in gesneden, rood crèpepapier er omheen, van binnen een kaars, naar de Sintermerteshoop toe en zongen:

Sintermertesveugelke,
Haet 'n roeët keugelke,
Haet 'n blauw stertje,
...? Sintermerte.

En wat daar bij die puntjes kwam ben ik vergeten. Wie weet het?

Vreemde tekst trouwens. Bij een blauw stertje kan ik me nog wat voorstellen, maar een vogeltje met een roeët keugelke? Waar zat dat dan?

Vandaag, 27/9 viel me dit nog in:

Zalig Neejjoar,
trek de kat aan de hoar,
trek d'n hónd aan de stárt,
daan ziede merge pikzwart.

Maar die laatste zin, daar ben ik niet zeker van. Wie weet het nog?


Dan heb ik de Lottumse Lompigheden van 21 april van dit jaar nog aangevuld met het volgende.

Vic Keltjens (Kelkes Fiek) was in 1960 of zo tot prins gekozen. Hij hield 's morgens met Gekke Moandaag op de Markt tot zijn Lottumse onderdanen een toespraak die hij afsloot met de klassieke zin: "Zoeë, en nou hò~p ik daat geej allemoal zoept tot de koont ów krákt!

Een jaar of 12 – 13 was ik toen en ik had nog geen ervaring met zuipen. Het was mij een raadsel hoe je als volwassene daarmee je kont kon laten kraken, maar daar zou ik later wel achterkomen dacht ik. Maar nou zijn we intussen een halve eeuw verder en ik snap het nog steeds niet. Fiek, hoe zit dat nou? Hoe moet dat?

zaterdag 5 september 2009

En nóg een paar

Met dank aan Marianne Verstraaten die me de eerste twee doorgaf.

Pulf: NL woord peluw? Zo'n dik, blauw-grijs, met veren gevuld soort dekbed. Maar geen vederlichte donsveertjes, die er tegenwoordig in zitten, want zo'n pulf was loodzwaar. Ze zaten 's zomers in de dekenkist en kwamen er pas uit als het 's winters koud werd. Wij lagen er bovenop, dwz we gebruikten hem als bovenmatras, maar bij Verstraaten lagen ze er onder, volgens Marianne.

Ströp: net zoiets als 'n vè~g, maar dan mannelijk. Het meervoud is strubben, en dat had ik al eerder genoemd en vertaald als: bengels, vervelende jongens.

Ströp, rè~kel, strè~kel, schalevaeger ...... Ik heb wel eens gelezen dat eskimo's 16 verschillende woorden hebben voor sneeuw. Omdat 't er nogal eens wil sneeuwen waar zij wonen. Zouden we daarom in Lottum vier woorden hebben voor bengels? Omdat het er van barst in Lottum?


En dan nog een paar woorden die me zelf te binnen schoten:

Snótziekte: een kippeziekte die in de 50-er jaren voorkwam. Niet de officiële wetenschappelijke naam vermoed ik.

Kalde schóttel: aardappelsalade.

Poe~s: bos. 'n dieke poe~s hoar of 'n poe~s graa~s.

Wè~rd: 't Nederlandse woord "waard" denk ik. Zo noemden ze vroeger 'n wei aan de Maas.

Schókkelen: schudden. Toen ik een jaar of drie was zei ik "schókkelsteel" tegen een "sókkersteel", een zuurstok. Vreemd eigenlijk: in het NL vinden ze hem zuur, in Lottum zoet.



Dan nog een uitspraak van een klant in de VIVO winkel van Gretha Jonkers, van iemand die blijkbaar wel heel erg zeker van zijn zaak was, ik ben vergeten wie: “Dát wieët ik waal zeker, geluëf ik”. Dat is bij de familie Nijssen een standaard uitdrukking geworden.





                          
Op de foto's Gretha en An van de VIVO winkel aan de Markt

Over An moet ik het ook nog een keer hebben. Komt nog.