zaterdag 25 april 2009

Marjan van d'n Edah - 2

Marianne Verstraaten stuurde me van de week nog de volgende historische Lottumse gebeurtenissen toe:

Wij hadden als een van de eersten in Lottum telefoon en mensen kwamen vaak in de winkel vragen of Mam even voor hen wilde bellen. Zo ook voor Vrouw Strijbosch(?). Op een bepaald moment werd aan ons Mam gevraagd om de naam te spellen, dus ze begon met: Simon, Theodoor, Rudolf enz. totdat ze onderbroken werd door Vrouw Strijbosch met de kreet: "Vrouw Verstroate, schei oet, zoe heite mien kiender gaar neet”.

Mam moest voor een boer bellen om te vragen wanneer Nico van Meelen langs kwam. Het was een beetje een onduidelijk gesprek waarop Mam zei: "Zeg nou eens wanneer we deze heer kunnen verwachten". Bleek Nico van Meelen een fokstier te zijn. De boer heeft weken gelachen om dit misverstand.

De uitspraak van Stoëpe An toen er een straatlantaarn net voor hun slaapkamerraam werd geplaatst: Piet en ik kunnen elkaar now de ganse nach kloar zeen ligge.
En op de vraag waarom ze geen kinderen had: “Piet en ik zien laat getrouwd. Joamer, ik haaj gaer kiender gehad en Piet is ok hiel kienderechtig”.

Ken je trouwens de gevleugelde uitspraak van Meges (Sauvageot) Frits? Het volgende is natuurlijk niet waar, maar is altijd weer leuk om te vertellen. Frits werd gevraagd voor een rol in de Passiespelen van Tegelen. Hij zou Judas moeten spelen. Maar bij de eerste repetitie ging het al mis. Op de vraag: "Judas, hebt gij Jezus voor dertig zilverlingen verraden?" antwoordde Frits: "Wae zaet daat!"

In de beginjaren vijftig, toen nog bijna iedereen een "huuske" had met als WC-papier een spijker met reepjes krantenpapier erop, had de Edah destijds als speciale aanbieding van de week: 10 rollen closetpapier halen, 5 betalen (of zoiets). Er kwam een vrouw in de winkel en vroeg om 50 rollen closetpapier. Toen ons Mam vroeg wat ze nou in 's hemelsnaam met zoveel closetpapier moest doen, antwoordde ze: "Kiek, Vrouw Verstroate, ik heb meej daat ens oetgemaete, maar ik dooch, det is net genôg om ut klein kaemerke te behange".

Ons Mam kwam eens bij bakkerij Smits om een brood te kopen. Dat was nog in het oude winkeltje. Er kwam niemand om te helpen, dus Mam deed de deur nogmaals open en dicht om het pingelbelletje nog eens te laten gaan. Weer geen reactie. Uiteindelijk ging er achter in het gangetje een deur open en kwam Vrouw Smits naar buiten, haar rokken naar beneden trekkend met de woorden: "Aaltied as ge op het huuske zit, kômme der minse".
Wij hebben die dag thuis brood gegeten zonder korstjes.....


En dan kondigde ze nog aan dat Huub van d’n Edah binnenkort uit Thailand op bezoek kwam en dat die een hoop smeuïge verhalen over een hoop mensen in Lottum wist. Die verhalen gaat ze opschrijven en mij toesturen en die komen dan allemaal hier te staan. Iedereen is bij deze dus alvast gewaarschuwd.

Polly


Polly helemaal vergeten, mijn eerste hondje. Daar moet ik het toch ook nog even over hebben.

Mijn vader kwam met hem aanzetten, uit Utrecht, afgedankt door een of ander familielid. Februari 1952 was het, in de tijd van de watersnoodramp in Zeeland. Die heeft hier verder niets mee te maken maar ik herinner me nog dat mijn moeder Polly en mij vertelde over de overstromingen en de mensen die verdronken waren.
Totaal onverwacht en onaangekondigd kwam Polly ons gezin binnen; wat een verrassing en wat was ik blij met hem! Vier jaar was ik, we werden snel onafscheidelijk, Polly en ik, en ik wandelde elke dag met hem aan een geel riempje in de tuin en voor ons huis, Horsterdijk 3.

Een spierwitte keeshond was het met lange haren. Daar vielen er wel eens een paar van uit en dat was het probleem. Voor mijn moeder tenminste, die was na een tijdje die haren op de vloer en de meubels spuugzat en pa werd met Polly en al weer op de trein naar Utrecht gezet. Pa mocht terugkomen. Polly niet.

Mij werd niets gevraagd, de meubels waren blijkbaar belangrijker dan de gevoelens van Polly en mij. Dat mijn kinderzieltje voor de rest van mijn leven ernstig getraumatiseerd raakte maakte ze niks uit. Wie weet, als ik mijn innige band met Polly verder had kunnen ontwikkelen was ik als volwassene misschien veel beter in staat geweest om harmonieuze relaties op te bouwen.

Een dikke 20 jaar later had ik voor het eerst een eigen huis en wat kocht ik als eerste .........? Mis! Nee, geen keeshond, dat kon ik zelf wel, daar had ik geen hond voor nodig, maar wel een Duitse herder. Wodka heette die, genoemd naar de hond van Jan Cremer, maar dat is weer een heel ander verhaal.

Toen mijn dochter een tijd geleden over een hondje begon te zeuren moest ik meteen aan mijn jeugd-hondentrauma denken. Je moet voorzichtig zijn met zo'n teer kinderzieltje en daarom hebben we direct zo’n wit pluisje voor haar aangeschaft. Sindsdien zijn ze onafscheidelijk, zie foto.

En nou wil ze ook nog een paard! Maar daar kan ze mooi naar fluiten want van een jeugd-paardentrauma kan ik me niets herinneren.

dinsdag 21 april 2009

Lottumse lompigheden

Laten we maar eerlijk zijn: de meest elegante taal is het niet, dat Lottums. Het komt er allemaal een beetje lomp uit, vind ik. "Godde geej merge meij nao Oeldere?". Dat klinkt toch niet? Zeg eens "ciao" of "arrivederci", en dan: "hojje wah". Hoor je het verschil?

En het is niet alleen de wat rommelige verpakking van de boodschap, Lottummers hebben, of hadden vroeger in elk geval, in de omgeving sowieso de reputatie een beetje lomp aangelegd te zijn. Verschillende voorbeelden heb ik al eens genoemd: "dát 't zò zekt, mère Angèle", "Burgemeister wát zoepte?", "Dôt meej ma en glaas van dèn dieke gèle stieve".

Kö-k voor limonadegazeuse, of koontepapeer voor toiletpapier.

Of de versiermethode van sommige Lottumse casanova's. Ik zal hier geen namen noemen, maar er waren midden 60-er jaren figuren die bij Het Brugeind in Meerlo de hele avond aan de bar hingen en tegen het eind van het bal de vloer opkwamen, naar een tafel met meisjes waggelden en dan riepen: "hey, dekken?"
De directe benadering dus, recht op het doel af. Ze draaiden er niet omheen, dat moet ik ze wel nageven, maar ik heb nooit gezien dat die aanpak werkte, dat iemand haar vinger opstak en zich aanmeldde. Er zijn volgens mij meer kansrijke methodes om romantische gevoelens op te wekken in jonge meisjesharten.

De volgende charmante conversatie komt ook uit Lottum: "Mientje, hedde kalde hand?" "Joa." "Dán kóm ma hee-r en werm ze ma án miene piemel."

Vic Keltjens (Kelkes Fiek) was prins met Gekke Moandaag in 1960 of zo en sloot zijn toespraak op de Markt tot zijn Lottumse onderdanen af met: "Zoeë, en nou hò~p ik daat geej allemoal zoept tot de koont ów krákt!

Marianne Verstraaten schreef me pas over haar traumatische ervaringen met sommige heren die om één uur 's nachts, als de café's dichtgingen, ladderzat en hongerig het Straatex cafetaria binnenwaggelden. En die zij, als pril tienermeisje, dan moest bedienen. En hun opmerkingen aanhoren. En hun handtastelijke advances afweren. Ik kan me wel een beetje voorstellen hoe die conversaties verliepen en waar ze over gingen. Vast en zeker geen verheven, filosofische onderwerpen.

Lotumse lomperikken waren het, maar ik heb er in elk geval weer een bijdrage mee volgekregen.

zondag 5 april 2009

Los (2)

Tussen pakweg mijn 10de en 18de ben ik veel met Sef Keltjens opgetrokken, helpen in de bakkerij en samen brood en gebak bezorgen door het hele dorp. Daar werd altijd veel bij gepraat en veel gelachen.
Hij was bij de harmonie en speelde klarinet, mijn favoriete instrument zoals ik een paar weken geleden heb uitgelegd. De harmonie ging een keer spelen in Lomm. Of Arcen misschien, in elk geval moesten ze met de pont de Maas over. De Maas stond hoog en terwijl ze op de pont stonden te wachten kwam er een zwaar beladen grintschip voorbij, het dek nog net 10 cm boven water. “Motte doa ‘s kie~ke” zei Nölkes Funs, “as de Maas nog en bietje hoeëger kump dá get dèn oonder”.

Van toe~te en bloaze had hij meer verstand dan van natuurkunde.

“Pech gehad vandaag: twiëe pè~rd kapot en vader” heeft een anonieme Lottumse boerenzoon misschien ooit eens een keer gezegd. Volgens Sef.

Toen vrienden een pas getrouwde boer vroegen hoe zijn nieuwe vrouw beviel zei hij: “och, vur op het land is ze good”. Ook volgens Sef, maar welke boer zei hij er niet bij.

Twee Meldersesese jongens:
1: Gisteren is miene fiets umgevalle.
2: O~oh, woddewada?
1: Nè~h.
2: Oekatata?

D’n Bout werkte bij hovenier Jonkers in Venlo en moest met een paar collega’s een wagen met houten paaltjes afladen en naar een schuur dragen. Zijn collega’s liepen met armen vol paaltjes op en neer, maar d’n Bout droeg er steeds maar twee, in elke hand één. “Ik bin nì zò lui as die andere” zei hij, “ik loeëp gèr wát dukker op en neer.”

Gepensioneerd zijn valt nog niet altijd mee. Wat moet je doen met al die tijd, elke dag maar weer. Van pure verveling ging Koeëpmans Sjang af en toe maar eens wat aan de Maas kijken. Hij had een auto, maar was nog niet helemaal gewend aan de snelheid van het moderne verkeer. Als hij naar de Maas ging maakte hij altijd eerst de poort open, liep de straat op, keek goed links en rechts of er wat aan kwam, liep dan naar de garage, stapte in zijn auto en reed zonder verder nog te kijken de straat op en naar de Maas toe. In de eerste versnelling. Sneller dan 8 km/uur of zo heeft die auto nooit gereden.

Een van de jongens van Vosbeek was zó sterk, hij wedde dat hij, zittend op een melktuit, zichzelf met tuit en al de lucht in kon tillen. Die had ook al niet goed opgelet bij de natuurkundeles.

Optillen = ophöffen in het Lottums, dat woord was ik vergeten.

Een bijzondere jeugdherinnering aan Lottum zijn de pijnwegbidders. Braam kon het, en kapper Gerrit Driessen en Hoete Jeu. Jeu was een multi-functionele bidder: hij kon ook wratten wegbidden @ 1 dubbeltje per wrat.

Of het echt werkte? Ik weet het niet. Maar ik was er bij toen rond 1959 een van de (toen) kleine jongens van Breukers Chène (Ruud of Denie) zich flink brandde met kokend water en brulde van de pijn. Chène sprong in de auto, reed naar Hoete Jeu en 10 minuten later lag de jongen rustig te slapen.

Pijn wegbidden is typisch Lottums denk ik, ik ben het verder nergens op de hele wereld nog tegengekomen.