Vorig jaar ben ik gepensioneerd en na een jaar luieren wordt het weer eens tijd voor de belangrijke dingen in het leven: het verzamelen van Lottumse woorden. En daar heb ik hulp bij gekregen. Ik kwam er achter dat er nog iemand is die daar in geïnteresseerd is, een oude klasgenoot nog wel: Jeu Vergeldt, van Stökers van achter de kerk. Hij is geëmigreerd naar Broekhuizenvorst, maar hij verzamelt net als ik oude Lottumse woorden en uitdrukkingen. Alleen zet hij ze niet op het internet, maar schrijft ze op in boekjes en op losse blaadjes. En vervolgens stopt hij die ergens weg en vergeet waar hij ze gelaten heeft.
Maar na een paar weken zoeken is alles weer boven water gekomen en binnenkort gaan we zijn woordenschat hier eens publiceren.
Maar nu eerst nog eens een paar die me zelf zijn ingevallen of die ik in Lottum heb opgevangen.
Schárre krabben, scharrelen
Vreute wroeten
Poerikke wroeten
Gen erg hebbe in niet in de gaten hebben
Proe~m plotselinge hoeveelheid
Nì kunne lieje niet uit kunnen staan
Tómp stuk, hoekvormig perceel grond
Jasse slaan, houwen
Rulse kuiten, stoeien
Knóddele knoeien
Schárre, is wat de kippen met hun poten doen in de grond.
Vreute en poerikke is wat mensen met hun handen doen, ook in de grond. "Ós mam zit in d'n hò~f te vreute", zei mijn nicht Ankie Versleijen pas geleden tegen me.
Erg: Ik haj d'r gèn erg ì dát 't al elf oor waas.
Proe~m: de normale betekenis is pruim, maar je kunt ook "'n proe~m gas gaeve".
Nì kunne lieje: ik kán 't nì lieje dát ik alwir vá Jan verloare heb. Of: ik heb dè Jan noeit kunne lieje.
Tómp: Sraar woeënt op den tómp tussen Jansen en Pieëters.
Jasse: ik heb um d'r 'n paar in zien gezeech gejast.
Rulse: "doa kunde baeter mej rulse daan mej vechte" hoorde ik Leo vd Laak onlangs zeggen.
Knóddele: Mientje, aet ow pap op, zit doa neet zoeë mej knóddele.