zaterdag 7 juni 2014

471 Lottumse woorden

Het wordt weer eens tijd voor een nieuwe lijst met een stuk of veertig nieuwe woorden. Maar ik heb er ook een paar uitgegooid want het blijkt dat de Hollanders woorden van mijn lijst hebben afgekeken en er "algemeen beschaafd Nederlands" van hebben gemaakt: smiespelen, friemelen, schorseneren en bokspringen bijvoorbeeld.

Maar we hebben er 471 op het moment en er komt nog meer. Met de hulp van Jeu Stökers gaan we zeker de 500 halen.

Hojje wah.

1
Aafsmère
aftuigen
2
Aaftrekke
scheet laten
3
Aa~l
allemaal
4
Aalzelaeve
altijd
5
Aling
heel
6
Amazuur
blaasvermogen
7
Ampersant
en passant, in het voorbijgaan
8
Arig
vreemd, verdacht, raar
9
Babbeltje
snoepje
10
Bag
big
11
Baktand
kies
12
Bandele
hoepelen
13
Baom
bodem, achterwerk
14
Bats
bil
15
Begie~n
non
16
Bels
België, Belgisch, Belgisch trekpaard
17
Bergemuuske
verstoppertje
18
Betoepe
oplichten, belazeren
19
Béie
bidden
20
Biëstig
zeer, erg
21
Bleik
bleek, gazon
22
Blò~ken
walmen
23
Blutsen
kneuzen, stoten
24
Bó~ch
bed
25
Boebs
blut
26
Boekèl
boeman
27
Böke
huilen
28
Bôks
broek
29
Bokstevast
kinderspel (Frans Seuren vragen)
30
Bôttermelk
karnemelk
31
Boute
schijten
32
Bouwe/umbouwe
(om)ploegen
33
Brag
opgeschoten jongere, tiener
34
Brambaere
bramen
35
Broensig
bruinachtig
36
Buize
zuipen
37
Burries
twee balken aan een kar waar het paard tussen ingespannen wordt
38
Dabbe
met de handen/poten graven
39
Del ('n)
'n aantal
40
Daes
paardevlieg
41
Deem
speen van koe
42
Doeën beej
dichtbij
43
Doorslaag
vergiet
44
Dotselen, dotseltante
vergeetachtig zijn; vergeetachtig persoon
45
Draeger
bagagedrager
46
Drats
koffiedik
47
Drek
onkruid
48
Dreksbak
afvalemmer
49
Droasbôks
enigszins lachwekkend figuur
50
Duchtig
flink
51
(neet) Duëge
(niet) deugen, (niet) in orde zijn
52
Duk
vaak, dikwijls
53
Dumpel
deuk
54
Efkes
even
55
Aek
azijn
56
Emus, immes
iemand
57
Ertsbaere
aardbeien
58
Aevel
hoe dan ook, sowieso
59
Evvel
evenwel
60
Falie (nákse)
blote kont
61
Fiemel
tic, afwijking, hobby
62
Fiespernöle / fiespernöleke
geen idee
63
Finaal
helemaal
64
Finte
kuren, streken
65
Fintwater/Vintwater
wijwater
66
Flatse
zakken voor een examen, ondiep omploegen
67
Flet
anjer
68
Flie~s
tas, uier
69
Flimp, flint
aanmaakhoutje
70
Floetere
opscheppen
71
Foeës
loom, lamlendig, vadsig
72
Foe~tele
vals spelen, sjoemelen
73
Frunsele
kreuken, rimpelen
74
Gaaie
aanstaan, bevallen
75
Gaar neet
helemaal niet
76
Gans
helemaal
77
Garepaap
halve gare, libelle
78
(unne) Gas
groepje van 8 schoven rechtop gezet, een aantal
79
Gavel
hooivork
80
Garepaap
libelle
81
Gedeuns
gedoe
82
Gèle verf
geelzucht
83
Gelint
draadomheining wei
84
Geer
gierig
85
Gen erg hebbe in
niet in de gaten hebben
86
Gè~r
graag
87
Gerf
garf, bos graan
88
Ge~rt
vishengel
89
Gevrè~t
gezicht
90
Gewaere
begaan
91
Geye
wieden
92
Graaf
sloot
93
Grei
spul
94
Greke
sjachrijnen
95
Greuzele
glimlachen, binnenpret hebben
96
Grie~zele
kiezeltuintje opharken
97
Groeëte kant
groep 2 van de kleuterschool
98
Gröts
trots
99
Gruts
goot
100
Gu~ns
ginds, 'n eind weg
101
Haffel
handvol
102
Haffele, gehaffel
onhandig plaren
103
Hanneke
soort dikke worst
104
Has
bijna
105
Hemprok
onderhemd met korte mouwtjes
106
Hemelbieësje
lieveheersbeestje
107
Hesses/hasses
jakkes
108
Hets
hitte
109
Hiëp
hakbijl
110
Ho~of
tuin
111
Hoarepluk
oud Lottums gebruik
112
Hojje
dag
113
Hómmele
onweren, donderen
114
Hörtje
(eier)rekje
115
Houwe
slaan
116
Hovèr, hoverig
hovaardig, verwaand, groots, hoog in de bol
117
Hudsel
halster
118
Huiwage
langpotige spin
119
Huukskes
hurken
120
Huuske
wc
121
Illik
bunzing
122
Inkkater
eekhoorn
123
Inkketske
eekhoorntje
124
Intrint/untrint
bijna
125
Jasse
slaan
126
Joeks
lol, plezier
127
Joerts
huismus
128
Jöke
wiebelen, wippen
129
Juks
jeuk
130
Kaldeschie~ter
koukleum
131
Kalde schóttel
aardappelsalade
132
Kanedasse
populieren
133
Kao~ye
kaantjes
134
Käök
gazeuse
135
käöke
boeren
136
Kappes
kool
137
Kepot
doodmoe
138
Kel
man
139
Kelderverke
pissebed
140
Kerboet
balkenbrij
141
Kerdie~ze
snoepen?
142
Kè~re
vegen
143
Kettere
hard rennen
144
Ketterschoon
gymschoenen
145
Kieps
pet
146
Kierke
big
147
Kietelstieën
afgeronde kiezelsteen
148
Klaor kómme
goed met elkaar op kunnen schieten
149
Klats / kletske
hoeveelheid
150
Kleek / kleke
spuug, rochel / spugen
151
Klef
talud, helling
152
Kleine kant
groep 1, kleuterschool
153
Klender
kleiner
154
Klets (de)
de klets weg krie~ge: ziek, verkouden worden
155
Kleu~ch / kluchtig
lol / lollig
156
Klieëd / kledje
jurk / jurkje
157
Klómpenägelkes
kleine stalen spijkertjes
158
Klots, Klötskes
gekloofd brandhout
159
Kluntjeswek
suikerbrood
160
Knam, knats
helemaal
161
Knao~k
bot, onverschillig persoon
162
Knapkook
koekje
163
Knei~e
kneden
164
Kneuzele
knoeien
165
Knoaje
mopperen
166
Knóddele
knoeien
167
Knoep(ert)
bult, knop, groot ding
168
Knoers
kraakbeen
169
Knoevele
knuffelen
170
Knómmel
slechte kwaliteit, rotzooi
171
Knozel
soort mug
172
Knure
hard werken
173
Koekoeksspeej
hars
174
Koes
varken
175
Koetele
ruilen
176
Kompeneej
gezelschap
177
Koppien
hoofdpijn
178
Krab
sleuf, spleet (háj ik ok ma zonne krab)
179
Krangs, unne krangse
dwars, dwarsligger
180
Krangs um
binnenste buiten
181
Kratse
krabben, jeuken
182
Krebbele
krassen op papier
183
Krek (good)
net (goed)
184
Kriemel(e)
jeuk(en), kriebel(en)
185
Kroaze
hard rijden, scheuren, hard werken
186
Kroe~t
stroop
187
Kroe~tpárs
stroopfabriek van Van Soest
188
Kroe~twis
bos gemaakt van kruiden en granen en vruchten
189
Kroednaegel
seringen
190
Kroëte
rode bieten
191
Krötje
klein kindje, kleine mens
192
Krujer
schooier
193
Kruuske
gekruiste vingers bij tikkertje
194
Kui
hok
195
Kuite
voetballen op één goal
196
Kummelijk
kwetsbaar, zeikerig precies
197
Kuulkedrolle
knikkeren
198
Kuu~me
kreunen, persen, hard werken
199
Kuu~s
breed geschouderd, athletisch gebouwd type
200
Kwagge/kwieme
jonge vogels
201
Kwakel
denneappel
202
Kwazel/kwazele
onzin/onzin vertellen
203
Kwekvors
kikker
204
Kwellik
nauwelijks, net, pas
205
Kwoj
slechte
206
Leis
lange teugels (voor aangespannen paard)
207
Leknaas
iemand die niks lust
208
Lichtig
meestal, gemakkelijk
209
Litsen
bretels
210
Löbbes
goeiige sul
211
Loeëk
uien
212
Loemele
vodden
213
Loëzie
horloge
214
Mangelwortel
voederbiet
215
Manskel, mansluuj
man, mannen
216
Mè~lkörf
Vlaamse gaai
217
Megje
meisje
218
Mei~d
verloofde
219
Meizoentje
madeliefje
220
Mè~lder
merel
221
Mey
soms, ook: berkentak
222
Middá~g
12 uur 's middags
223
Míddaag
middag
224
Mie~mer
aalbes
225
Mieske
katje
226
Miet
stromijt
227
Mie~zele
motregenen
228
Mi~spel
wesp
229
Mo
moeder
230
Moa
uitroep van verbazing
231
Moeëk
geheime bergplaats
232
Moeke
aanhalen, slijmen
233
Moelbaere
bosbessen
234
Moe~le
praatjes maken, schelden
235
Moer
waterketel
236
Moets
korstje, kontje van de wek
237
Moetworm
mol
238
Mök
kalf, jonge koe
239
Moor
vrouwelijk konijn
240
Möp
kooswoordje voor jonge meisjes, ook: flapdrol
241
Mós
kool
242
Muuskes
biceps
243
Naeve
naast
244
Nagel
spijker
245
Náks
naakt
246
Nemus
niemand
247
Naovenant
naar verhouding, relatief
248
Neuke
etteren, klieren, vervelend doen
249
Nieje
sterke ontkenning
250
Nì kunne lieje
niet uit kunnen staan
251
Nöle
zanikken
252
Nondejuuke
vlinderstrikje
253
Nuëj
ongraag
254
Nuëje
uitnodigen
255
Nut, nutterik, nutzak
slecht, smerig, kwaad, gevaarlijk, slechterik
256
Oe~tdoo~n
rooien, uitmesten
257
Oetschoeben
de les lezen, uitschelden
258
Olienutje
pinda
259
Onbenirlijk
onbarmhartig, ontiegelijk
260
Ophöffe
optillen
261
Opstoeke
iemand aanzetten tot iets
262
Ozele
kou lijden
263
Pannestaart
kikkervisje
264
Pársvleis
huidvlees
265
Peg
houten spie, naam van de Gekke Moandaagvereniging
266
Pè~k
laurierdrop
267
Pee~er
regenworm
268
Pei~ts
paardenzweepje
269
Penanty
strafschop
270
Petatte
aardappels
271
Pi~n, gérepi~n
gierig persoon
272
Piepwörsjes
kleine worstjes
273
Piers
perzik
274
Pimpy
babykrul
275
Pindroad, pundroad
prikkeldraad
276
Pinkelen
spel met hout 20cm lang, diam 3 - 4 cm
277
Pinkes
haarkrullers
278
Pispötjes
bloemen van hagewinde
279
Plak
veld
280
Plakke
opschieten
281
Plare
klungelen
282
Plats
rond brood
283
Pletske
koekje
284
Poekel
rug
285
Poelepetate
parelhoenders
286
Poem (dieke)
dikke vrouw of meisje
287
Poerikke
wroeten
288
Poes
boomstronk
289
Poes-erd
humus, potgrond uit boomstronk
290
Poe~s
bos (haar, gras)
291
Poet
buit
292
Poetje
paardje
293
Potterskas
spaarkas
294
Prazel
onzin
295
Prazele
onzin vertellen
296
Preugele
vechten
297
Proa~s
luie stoel, leunstoel
298
Proe~m
plotselinge hoeveelheid, bv proe~m gas
299
Pruumkes
rozijnen
300
Pruumkeswek
rozijnenbrood
301
Pruuse
Duitsland, Duitsers
302
Puëtje trekke
varken dat geslacht wordt pootje haken
303
Pulf
beddek gevuld met veren of korenkaf
304
Pui~ne
kweekgras
305
Pulle
jonge kippen
306
Pullike
peuteren
307
Ram
helemaal
308
Rats
helemaal
309
Razele
rillen
310
Remmel
mannelijk konijn, kwajongen
311
Richtig
echt, juist
312
Roakeliezer/rökeliezer
pook
313
Roetsbaan
glijbaan
314
Roetse
glijden
315
Rò~f, röfke
wondkorst
316
Ro~s
plag gras
317
Rulse
kuiten, stoeien
318
Ruiter
driepoot om hooi op te laten drogen
319
Ruzele
ruien
320
Schalevaeger
schavuit
321
Schans
takkenbos
322
Schárre
scharrelen
323
Schietmè~l
melde
324
Schievele
platte steen over het water laten stuiteren
325
Schievelstiën
platte steen
326
Schink
ham
327
Schoester
schoenmaker
328
Schókkele
schudden
329
Scholluk
schort
330
Schon (ja schon)
jawel
331
Schoop
platte schop
332
Schoor
onweersbui
333
Schoo~w
bang
334
Schop
open schuur
335
Schottelslet
vaatdoek
336
Schouw
schoorsteen
337
Schrauwe
huilen
338
Schravele
onhandig voortbewegen
339
Schu~pe
struinen, schooien, bedelen
340
Schuttelke
bordje
341
Schuumke trekke
schuim van laurierdrop opzuigen
342
Slam
steenkoolslib
343
Slangkómkómmer
komkommer
344
Slet
doek, lap
345
Sletje
verband
346
Sliddere
glijden
347
Slieps
stropdas
348
Sluëp
kram
349
Slup
schoot
350
Smekke
smakken onder het eten
351
Smele
gras op heideveld, haren
352
Smè~r
slaag
353
Smik
zweep
354
Smoe~zele
motregenen
355
Snammel
stukje draad, lap, touw
356
Sneejer
kleermaker
357
Snel
autoped
358
Snellüeper
autoped
359
Snierke
roken
360
Snuupke
snoepje
361
Sókkersteel
zuurstok
362
Spaje
spitten
363
Speer (gen)
halm, spriet, spier haar. met gen er voor: niets
364
Spegele
afgunst uitlokken
365
Speje
spugen, overgeven
366
Sperjes
asperges
367
Spienze
loeren
368
Spinnejaeger
ragebol
369
Spitse
verheugen
370
Spoe~s, spoe~skop
wilde, onverzorgde haardracht, krullen, krullenkop, kroeskop
371
Spooie
haasten
372
Sproan
spreeuw
373
Sprung
bron, wel
374
Stalen op
lijken op
375
Stanketsel
schutting van spijlen
376
Statie
station
377
Stechele
redetwisten, ruziën
378
Stekbère
kruisbessen
379
Stekrubbe
koolrapen
380
Stevels
laarzen
381
Stinkers
Afrikaantjes
382
Stoebe
paardebloemen
383
Stoek, stoekdroad
schok, schrikdraad
384
Stoep, stuupke
trottoir, stoep
385
Strekel
deugniet, wetplank voor zeis
386
Straevele
redetwisten, ruziën
387
Striekers
lucifers
388
Strietse
jatten
389
Strontsen
opscheppen
390
Ströb/Strubbe
bengels, vervelende jongens
391
Stuute
prijzen
392
Stuutje
broodje
393
Stuutjes grie~pe
oude Lottumse folklore bij bruiloften
394
Tae~k
tikkertje
395
Tár
teer, bitumen
396
Tas
kop
397
Tattie
vies spul
398
Telder
bord
399
Tes
broekzak
400
Tif
sperma
401
Tisnaas
leknaas
402
Tod
lap
403
Toe
dicht
404
Toep
top, schoenneus
405
Toepe
kaartspel
406
Tómp
stuk, hoek, uiteinde
407
Tóntele
met vuur spelen
408
Toe~r
vrouwenhoofdbedekking (klederdracht)
409
Toe~t
blaasinstrument, toeter, claxon
410
Toesse / umtoesse
ruilen /omruilen
411
Trekke
tochten
412
Tricot, triek
trui
413
Triezelen
rillen, trillen, stuiteren
414
Tu~ut
kip
415
Tumelemuutske
koprol
416
Teur, verteure
pin, pin verplaatsen waaraan koe of geit vast zit
417
Uëj
verlegen, bleu, tam
418
Umtrekke
omkleden
419
Va
vader
420
Vas
alvast
421
Ve~g
meisje of vrouw die niet met zich laat sollen
422
Velling
velg
423
Vè~me
slaan, meppen
424
Verduusseld
bewusteloos
425
Verkèt
vork
426
Verkeskiëbus
varkenskop
427
Verrig
klaar
428
Vès
net, pas geleden, alvast
429
Viezele
knoeien
430
Villen
kwellen, pijn doen
431
Vimpe / fimpe
met vuur spelen
432
Visge~rt
vishengel
433
Vlimme
stekelige kaf van gerst en rogge
434
Vort
voortaan
435
Vot
kont
436
Vottetes
kontzak
437
Vreejer, Vreeje
vrijer, verkering hebben
438
Vrek, vrech
brutaal
439
Vreute
wroeten
440
Vrommes, vrouwluuj
vrouw, vrouwen
441
Waers
dwars, stijfkoppig
442
Wàh
443
Waltje
tekkel
444
Wap (van de)
Wijs (van de)
445
Wazel, wazele
onzin, onzin vertellen
446
Wek
brood
447
Wè~rd
waard, wei aan de Maas
448
Wiks
schoensmeer
449
Wies
tot
450
Wiet
ver
451
Wiets
stok, twijg, mop
452
Wings
scheluw
453
Wroebel
wasbord
454
Wuilus
lobbes
455
Wulleboëne
tuinbonen
456
Qualme
walmen
457
Zaal
zadel
458
Zátvrèter
leknaas, iemand die altijd klaagt over het eten
459
Zauwel
drats
460
Zeeg
tam, zachtmoedig
461
Zeech
kortstelige zeis
462
Zeikkelder
gierkelder
463
Zeikschöpper
gier-emmer
464
Zekdempel, zeiker
mier
465
Zeumeren
aren rapen na het maaien
466
Zoebele
sabbelen, duimen
467
Zumpe
huilen
468
Zuutjes
zachtjes, langzaam
469
Zwägel
lucifers
470
Zwee~l
eelt
471
Zwelf
zwaluw