De meeste van de 10 woorden heb ik van Jeu Stökers gekregen, en één, ozelzak, van Jan, de Witte van Breukers. Helemaal uit Amerika. Zou hij daar opgekomen zijn omdat er daar zo veel van rondlopen? Ik ken er wel een paar.
Ik zit dit trouwens
te schrijven in Uganda, waar ik op mijn oude dag weer even aan het werk ben.
Ook hier: ozelzakken genoeg.
Hier komen ze:
Hoaze – lange dameskousen tot boven
de knie
Bindels – elastieken band voor de hoaze
Bratskuup – knoeikont
Ekhaam – dwarshout, gespannen achter
een paard
Ozelzak – scharminkel
Pungel - draagzak voor kleding,
kruislings samengebonden laken
Serdel - Serradelle, groenvoer voor
koeien en groenbemesting voor het land
Spörry - groenvoer voor koeien en
groenbemesting voor het land
Spörrymök - scheldwoord
Vesseldaag - doordeweekse dag? Dat wist Jeu niet
zeker. Wie weet het wel?
En gelijk ook
maar wat uitdrukkingen:
Mees breake -
hoopjes mest uitspreiden
’t Lear gevreate -
schuldig zijn, stevig op de koffie gekomen
Vur d’n duuster -
nog voor het donker
Nog in wiej zek -
nog onbestemd, onzeker
Zò hárd geschrókke dát de hoar ‘m door ’t hemd ging
D’r zit unne linksen
droad op - hij is een dwarsligger
Pölke stoan - iemand handsteun
geven om ergens op te klimmen
Á werk - een begin maken
Aan d’n dunne - diarree
Dea kiek wie 'n
verke met de oere vol water - die
kijkt niet al te slim