Nog maar eens wat Achte’s Lei
herinneringen. Ik schat dat we nu in de dertiger jaren zitten.
Elk
jaar gingen we op bedevaart naar Tienraij, de meest vervelende dag voor ons kinderen.
Meestal was het in de zomer en veel te warm.
In
augustus was altijd de Kindsheidoptocht. Ik ben een keer Ridder geweest met een
houten sabel en mocht daarmee alle ongelovigen het hoofd afslaan, aldus de
pastoor.
Wauw! Wie was die pastoor? Hij was zijn tijd
ver vooruit. ISIS begon daar pas 80 jaar later mee!
We
gingen met de trein naar Amsterdam, naar de stille omgang.
Op school speelden we
haasje over, krabboek en hamer- schaar - mes of hiep. We
bandelden, maakten pijl en boog met rieten pijlen, we lieten vliegers op tot
ongekende hoogten en stuurden er telegrammen naartoe. We maakten knabbussen van
vlierenhout en fluitjes van kastanjehout.
We
ratsten kersen, appels, peren en pruimen en maakten een mook van geratst fruit
om het tussendoor op te kunnen eten.
Soms
hadden we een halve zondag (heiligendag): 's morgens naar de mis en dan naar school.
Trouwens,
we moesten elke morgen naar de vroegmis. Daarna koffie drinken en naar school.
Op
zondag na het lof kregen we een knapkoek.
En dan noteert hij: “Paus Wim en de fazante”. En:
“De Guut zijn huwelijks aanzoek”.
Ik had daar graag wat meer details over
gehoord, maar dat is alles.
Maar ook dit, over dansen met een Engelsman:
Hij:
“you are my sweetheart”.
Zij:
“joa,ma ozze Sjeng zwieët vul harder”.
En over een opa die met zijn kleinzoon gaat
jagen:
Scheet
nog is opa, d’n haas hèt ‘t neet gehuurd.
Een een Lottumse spreuk:
Als
het water zakt, kraakt het ijs. (Een scheet laten onder het plassen.)
En tot slot nog wat over de Maas, ware
poëzie:
De
wintermaas:
Kaal
en grijs berijpte wanden,
En
ijs verstijft de randen.
De
zomermaas:
Licht
en groen, kabbelend aan de wanden,
Warm
weerspiegeld in de heldere randen.