maandag 20 oktober 2008

Dora






















Dora en ik, 1948                                                                  Dora en Wiel, juli 2008


En natuurlijk moet ik het ook nog eens hebben over Dora. Dora Renkens van de Homberg. Die mij als baby geluierd, geveegd, gewassen, gepoeierd, gekleed en gevoerd heeft. Plus de vijf zussen en broers die daarna nog een voor een op de proppen kwamen. En gekookt, gepoetst, geboend, sokken gestopt, scheuren genaaid, huilende kinderen getroost, pleisters op kapotte knieën geplakt, gewassen en gestreken en alles wat er nog meer komt kijken bij een huishouden met zes kinderen. Dora was onmisbaar, altijd vrolijk en opgewekt, het middelpunt van het huishouden, zonder haar was het niks geworden met ons.

Dertien was ze toen ze in 1948 bij ons kwam, op de Horsterdijk nummer 3, en ze is (met een korte onderbreking) gebleven tot wij in december 1961 gingen verhuizen naar Oosterhout. Ze heeft nog meegeholpen met de verhuizing en toen in Oosterhout alles schoon was en op zijn plaats stond ging ze terug naar huis om te trouwen, met Wiel Teeuwen uit de Melderse.

Dora is 74 nu, schat ik, en ze is altijd lid van de familie gebleven. Toen pa en ma oud en hulpbehoevend werden stonden zij en Wiel nog steeds altijd voor ze klaar. Een telefoontje en ze kwamen opdraven. Ik weet niet hoe vaak ze die 120 kilometer gereden hebben, om te helpen of zo maar wat gezelschap te houden.

We wonen allemaal ver weg van de Melderse, vier van de zes wonen in het buitenland, maar als we in NL zijn gaan we, als het even kan, bij Dora en Wiel even op de koffie.

Dora en Wiel: bedankt voor alles.

zondag 19 oktober 2008

Bedevaart naar Kevelaer


Mijn eerste buitenlandse reis was met pa en ma op de fiets naar Kevelaer, bij mijn pa achterop d'n draeger (de bagagedrager). Ik was een jaar of vier dus het zal ongeveer 1951 zijn geweest; de oorlog was nog niet lang voorbij en de naam Duitsland klonk me toen behoorlijk dreigend in de oren. In die tijd werd er nauwelijks over wat anders gepraat dan over de oorlog en die boze Prusen.


Maar mijn pa was een fan van Maria en haar dichtstbijzijnde filiaal was in Kevelaer. Dus wij op de fiets de Maas en de grens over en op bedevaart naar de H Maagd. En die had dat gerust een beetje meer mogen waarderen en ons wat genadiger mogen zijn, want het heeft de hele reis gezeikt van de regen. Een paar keer onder een boom geschuild, regenjassen aan, maar die jassen van toen daar regende het dwars doorheen en we waren door- en doornat toen we aankwamen.

Ik was maar een hummeltje en ik kan me er niet zoveel meer van herinneren, maar ik weet nog dat we ons eerst in een café van binnen en van buiten wat opgewarmd hebben. En toen op bezoek bij de Heilige Maagd, in de Kirche. Daar was het druk, kan ik me nog wel herinneren, de H Maagd deed goede zaken want er waren veel mensen die een verzoek in te dienen hadden of haar kwamen bedanken voor verkregen gunsten.
Waar mijn ouders haar zegen over af wilden roepen weet ik niet. Het moet wel met mij te maken hebben gehad, waarom zouden ze anders zo’n kleuter door weer en wind mee sjouwen? Of zouden ze toen nog zó blij met me zijn geweest dat ze me even wilden laten zien en persoonlijk dankeschön zeggen?

Of hun wensen vervuld zijn, of ze gekregen hebben wat ze vroegen? Vergeten te vragen dus ik zal het nooit weten.

Lottumse woorden 151 - 160

151 Naeve             naast
152 Noavenant      naar verhouding
153 Nieje               sterke ontkenning
154 Nölen             onzin verkopen
155 Nondejuuke   vlinderstrikje
156 Nuëj               ongraag
157 Nuëjen           uitnodigen
158 Olieneutje      pinda
159 Ozelen           kou lijden
160 Pannestaart   kikkervisje


Naeve: Weej woeënden vroeger naeve Coen van de Ven. En Ger, Free en Marly.

Noavenant: Kreeg ik als tip van Hans Smits. Maar hoort hier eigenlijk niet want “navenant” is een ABN woord. Wordt in Lottum wel veel meer gebruikt dan in Holland denk ik.

Nieje: Sterker dan nae~ae. Sef Keltjens vertelde me een keer een verhaal over een opa Friezen die al een paar keer op sterven had gelegen maar er toch steeds weer bovenop krabbelde. Op een gegeven moment leek het toch wel echt gebeurd te zijn met hem. Familie en buren stonden om zijn bed heen, en iemand zei: “Nou is Friezen toch waal echt doeëd.” Waarop Friezen hard uitriep: “nieje!”

Nölen: Zit toch ní zoeë te nölen man!

Nondejuuke: Is wel Limburgs, maar ook Lottums?

Nuëj: niet graag. Ik weet niet zeker of dat echt Lottums is. Kan ook met de familie Nijssen uit Beesel zijn meegekomen.

Nuëjen: of oetnuëjen. Dat is wel Lottums: op de vlaai oetnuëjen.

Ozelen, ozelig, ge-ozel: heb ik hier in Oeganda geen last van.

Pannestaart: Eerst kikkerdril en als ze uitkomen zijn het kikkervisjes. Miljoenen, in de Roeibeek.

Lottumse woorden 141 - 150

141 Mi~spel          wesp
142 Mo                  moeder
143 Moa                uitroep van verbazing
144 Moelbaere      bosbessen
145 Moer              waterketel
146 Moetworm     mol
147 Mök               jonge koe
148 Moor              vrouwelijk konijn
149 Mós               kool
150 Muuskes       biceps


Mi~spel: kunnen gemeen steken. Ruud Breukers een keer in zijn ... jeweetwel, toen hij in de heg stond te pissen. 'n Klein jongetje was het toen nog, maar hij had even een heel grote ... jeweetwel, die heel veel pijn deed.

Mo: moeder, ma, mam, mams, mama, mammie. Mo Keltjens kan ik me nog herinneren, de moeder van Sef, Jan, Fiek en Truus. En mijn tante Gretha Jonkers werd ook mo genoemd, maar ze was het niet.

Moa: uitroep: “Moa, motte ’s kieke wát ’t boe~te règent!

Moelbaere: ik weet niet zeker of ze dat in Lottum ook zeggen. In Horst in elk geval wel want daar hebben ze er een heel bos van: 't Moelbaerebos.

Moer: Truus, zet de moer 's op vur 'n tas koffie.

Moetworm: daar maakten ze vroeger bontjassen van. Maassen Leen had er een. Leen woonde samen met haar broer Maassen Grad op de Hombergerweg. Ze kwam vaker op bezoek bij Jonkers en het heeft een diepe, blijvende indruk op me gemaakt hoe ze een keer binnenkwam, een schóttelslet van het aanrecht pakte en weer naar buitenging om een hondendrol op te vegen die buiten op de winkelstoep lag. En daarna de schóttelslet gewoon weer teruglegde op het aanrecht.

Mök: tussen een kalf en een koe in. Meisjes werden er ook wel voor uitgescholden. Of voor geit.

Moor: mama konijn. Papa remmel komt nog.

Mós: appelmós, roeëdmós, booremós. Mijn ex-schoonvader zaliger zei altijd "dát ze maar booremós aete" als hij op TV wat zag over drugsverslaafden.

Muuskes: "Mam, kiek 's wát ik al 'n muuskes heb."

maandag 6 oktober 2008

Lottumse woorden: 131 - 140

131 Mangelwortel    ?
132 Megje                meisje
133 Mei~d               vriendin, verloofde
134 Meizoentje       madeliefje
135 Melder             merel
136 Mè~lkorf         Vlaamse gaai
137 Mey                 soms
138 Mie~mer          aalbes
139 Mieske             katje, poesje
140 Mie~zelen       motregenen

Mangelwortel: Wintervoer voor de koeien. Geen idee hoe ze in het NL heten. Ze lijken op suikerbieten, maar zijn langwerpiger en de knol steekt een stuk boven de grond uit. Worden in de herfst gerooid, ingekuild en als de koeien ’s winters op stal staan in stukjes gemangeld en gevoerd. De bladeren worden ook ingekuild en aan het vee gevoerd.

Megje: meisje.

Mei~d: vriendin, verloofde.
Mijn eerste meid was Ans Cuppen uit Lomm, maar ik betwijfel of ze dat ooit zelf geweten heeft. Een jaar of 14 was ik en met Pierre van Dijk, Leo Vergeldt en Arie Snellen (meen ik) fietsten we ’s zondags naar Lomm en troffen daar dan vier meisjes. Ik weet niet wie er zenuwachtiger was, wij of die meisjes. Wie bij wie hoorde was onduidelijk. We stonden op straat, vier bij vier, praatten wat, lachten een beetje tegen elkaar en fietsten weer terug naar Lottum. Meer is er nooit gebeurd volgens mij. Maar spannend was het wel.

Meizoentje: madeliefje. Wat een zoetige naampjes. “Pispötjes” en “Stinkers” komen nog. Ook mooie bloemen maar minder populair dan meizoentjes, zo te horen.

Melder: merel.

Mè~lkorf: Vlaamse gaai.

Mey: soms. Ge kunt d’r mey niks ván op aan.

Miemer: aalbes in het NL: rode, zwarte, witte bes.

Mieske: katje, poesje.

Mie~zelen: motregenen.