zaterdag 10 januari 2009

Lottumse woorden - toegift: “Bels” tot “van de wap”




















Kolenkit




















Kolenkachel
















d'n Bels


Nondeju wat was het koud in Brokeze en wat ben ik blij dat we weer thuis zijn in Oeganda, op de evenaar. Dat ben ik toch niet meer gewend, die kou; bij een wandeling door Houthuizen op 2de kerstdag heb ik de klets weg gekregen en daarna heb ik bijna alleen nog thuis op de bank gezeten: deken om, muts op en de verwarming op 30 graden, zie foto. De zomers zijn heerlijk in Broekhuizen, maar in de winter zul je mij er niet meer zo gauw zien.
't Was wel een interessante wandeling in Houthuizen, langs plekken waar ik al 50 jaar niet meer geweest was. Het schansengat bijvoorbeeld en het oude huis van Lenssen Hand, waar ik als kind speelde met Josef Lenssen. Gek genoeg droom ik nu al 50 jaar regelmatig van dat huis en die tuin. Magische dingen moeten daar gebeurd zijn in dat tuintje, die een onuitwisbare indruk gemaakt hebben ergens in mijn hersenen; maar ik ben vergeten wat.
Mooie huizen trouwens in Houthuizen, het wordt een beetje het Wassenaar van Limburg met al die magnaten die oude boerderijen opkopen en er prachtige woningen van maken. En wat staat die Houthuizer molen er prachtig bij. Alsof hij nooit is weggeweest. Die moet een paar centen gekost hebben. Mijn complimenten voor de stichting die dat voor elkaar heeft gekregen.

In die drie weken kerstvakantie heb ik de volgende twaalf nieuwe woorden gekregen of zijn me zelf ingevallen, en het totaal komt daardoor op 317. Ik houd me aanbevolen voor nieuwe tips.

Bels - België, Belg, Belgisch, Belgisch trekpaardEfkes - EvenHörtje -
Kierke - BiggetjeKlots, Klöts - BrandhoutLeknaas - TisnaasRoakeliezer/rökeliezer - KachelpookRuzele - RuienTisnaas - LeknaasTod - Vod, Lap
Tuur, verture -
Wap (van de) - Van de wijs, in de war
Bels: België, Belg of Belgisch. Maar “d’n Bels” is het paard, het Belgisch trekpaard. Ome Sraar Nijssen had er een. Bruno heette die, als ik het me goed herinner. Zo sterk als een olifant en net zo groot in mijn herinnering. Ik ben er eens vanaf gevallen. Grote, sterke beesten met lange manen en veel haar onder aan de benen, maar met een zielige, kleine, afgehakte staart waardoor het extra opvalt wat voor een enorme kont ze hebben. Je kon er ook op rijden en mee springen. Ik weet niet meer wie, maar er was rond 1960 iemand lid van de ruiterclub met een Bels en hij sprong daarmee over hindernissen heen. Niet die hoge van 2 meter, maar toch!!

Efkes: even. “Annie, godde geej efkes noa d’n bekker ’n pekske broët hale?”

Hörtje: ’n hörtje eier. Tip van Mia Clevers van het Opperdonk. Lastige dingen zo'n eieren, je kunt ze niet stapelen of in bosjes bij elkaar binden. En omdat eieren zo moeilijk te vervoeren zijn hebben ze hörtjes uitgevonden. Hörtjes zaten in eierkisten, ’n hardboard plaat met een houten rand en met gaten er in waar de eieren in pasten. ‘n Stuk of honderd per hörtje schat ik en een stuk of tien hörtjes per kist. Aan twee kanten zat als handvat een stuk katoenen band vastgespijkerd waar je de hörtjes mee in en uit de kist kon tillen.

Kierke: kinderwoord voor bag, big, babyvarkentje. Ós zoog hè~t twelf kierkes gekrege.

Klots, klötskes: brandhout. Ook een tip van Mia Clevers. Grapje uit de 60-er jaren: “Was sagen Sie?” “Klötskes.”

Leknaas: iemand die niets lust. Zatvraeter is daar een ander Lottums woord voor. En Fried Keltjens gaf me het woord “Tisnaas”, wat hetzelfde betekent denk ik. Ik kende het niet, maar Fried is een echte Lottummer dus het zal wel kloppen.

Roakeliezer of rökeliezer: kachelpook. Tot mijn verbazing kreeg ik dat woord van mijn jongste broer Jeroen, die pas twee jaar oud was toen we uit Lottum verhuisden.

Tot ver in de zeventiger jaren verwarmden we het huis, dwz alleen de woonkamer, met een kolenkachel en die moest regelmatig even geroakeld/gerökeld worden. Dat kan de jeugd zich niet meer voorstellen wat een werk dat was met die kolenkachels: elke morgen aanmaken met papier en kleine houtjes, een paar keer per dag een kit kolen halen in het kolenhok, as wegbrengen naar de as-emmer, regelmatig roakele en dan had je nog maar één kamer verwarmd. De rest van het huis was ijskoud en in die tijd kregen we ’s winters een kruik mee naar bed, om de voeten warm te houden.

Ruzele: ruien. Honden en kanaries konden ruzele als de haren cq veren uitvielen, maar de grootste ruzelaar was de kerstboom, als daar begin januari de naalden begonnen uit te vallen.

Tod: vod, oude lap. Ook een tip van Mia Clevers.

Tuur, verturen (dankjewel Mia). Een koe of een geit stonden aan een “tuur”: aan een touw dat vast zat aan een stalen pin die met een hamer in de grond was geslagen. Als het gras rondom de tuur kaalgevreten was moest de koe of de geit “vertuurd” worden. “Mientje, kunde geej efkes de geit verture?”

Van de wap: van de wijs. Iemand die in de war is, is “van de wap”. Dat woord viel me pas geleden in toen ik na het scheren bijna tandpasta op mijn gezicht smeerde. Daar moet je toch behoorlijk voor van de wap zijn.

Ik heb nog een blog waar ik af en toe wat op schrijf: reisverhalen. Als we een vakantietrip maken of als ik voor mijn werk ergens naar toe moet maak ik meestal een reisverslagje en voor wie het interesseert heb ik rechts ergens een link geplaatst.

Geen opmerkingen: