zaterdag 15 november 2008

Lottumse woorden: 221 - 230

De sneejer

221 Slup schoot
222 Smelen biezen, haren
223 Smiespelen fluisteren
224 Snammel los stukje draad
225 Sneejer kleermaker
226 Snel autoped
227 Snellüeper autoped
228 Snuupke snoepje
229 Sókkersteel zuurstok
230 Spajen spitten

Slup: komde geej maar 's beej meej op de slup.

Smelen: een soort biezen (meen ik), maar werd ook gebruikt voor haar: “Geej mót hoeëgnuëdig ‘s nao de kapper met ów lange smelen”.

Smiespelen: fluisteren. Ik dacht altijd dat het een typisch Lottums woord was tot ik het eens door een Rotterdamse hoorde zeggen. En het staat in Van Dale.

Snammel: dat is wel een echt Lottums woord: een losgeraakt stukje draad aan een kledingstuk. “Wach, loat meej dè snammel efkes ván owwe jas aafknippe”.

Sneejer: kleermaker. Wiel Cuijpers (Kuupers Wiel) was sneejer en die heeft mijn communiepakken gemaakt. Eerst werd je opgemeten, dan mocht je een stof uitzoeken en dan ging hij aan het werk; alles met de hand, zittend op een grote tafel (zie foto). Knippen met een grote schaar, dan de stukken eerst met losse steken even vastzetten, voor de zekerheid nog even passen en dan werd alles vastgenaaid.

Vakwerk, maar wat had ik een hekel aan die pakken want die moest ik elke zondag aan. En dat pak mocht niet vies worden, dus: niet voetballen, niet vissen, niet in bomen klimmen. Alleen braaf naar de kerk en braaf binnen ganzenborden of mens-erger-je-niet spelen. Ik haatte zondagen.

Een bieresneejer heb je ook nog. Een klotebaan. Heeft niets met naaien te maken. Of eigenlijk ook wel. Maar dan heel anders. Voor varkens.

Snel, snelluëper: autoped, step. Vervoermiddel voor kleine kinderen.

Snuupke: snoepje. Kregen kinderen als ze boodschappen deden bij de Spar, de VIVO of d’n Edah. Wilde geej ‘n snuupke? En dan kreeg je een zuurtje of een caramel uit zo'n grote glazen pot.

Sókkersteel: zo’n vies, zoet, roze ding, van binnen wit. Kregen we volgens mij alleen als het kermis was. Kaneelstokken waren er ook, die waren lichtbruin. Bestaan die dingen nog?

Spajen: d’n ho~of umspajen. Zwaar werk; slecht voor de rug. Eerst met de “schoop” het bovenste laagje met onkruid afscheppen en in de voor gooien en dan met de sté~kschup spajen.

Geen opmerkingen: