zaterdag 20 september 2008

Lottumse woorden: 81 - 90

81 Jöken                wiebelen, wippen
82 Kanedassen      populieren
83 Kappes             kool
84 Kel                   man
85 Kelderverken   pissebed
86 Kerboe~t          balkenbrij
87 Kieps                pet
88 Kietelstieën      ronde steen
89 Klats / kletske  grote / kleine hoeveelheid
90 Klef                  talud, helling

Jöken: wiebelen. Zit ’s neet zoeë te jöken met dè stool, doa get ie kapot vaan.

Kanedassen: populieren.

Kappes: kool. Maar tegen de tijd dat hij klein gesneden en gekookt op je bord ligt dan is het mós geworden.

Kel: man. Ik denk dat het van “kerel” komt. “Neet böke, ziet ’s enne groeëte kel” zeiden ze als ik me gestoten, geschaafd, gesneden had.

Kelderverken: pissebed. Geen welkom diertje in huis, aan de namen te horen.
Ze horen bij de kreeftenfamilie en ademen door kiewen en kunnen daarom alleen leven in vochtige ruimten.

Kerboe~t: balkenbrij. Moet ergens vooraan zitten als je een varken opensnijdt, want na het slachten was dat het eerste onderdeel wat je te eten kreeg.

Ik kan me nog vaag herinneren hoe tante An en Maassen Leen samen kerboe~t maakten: een kuip vol fijngemalen bloederige troep, flink roeren met een houten spaan, een paar zakken boekweit er bij om het in te dikken en dan met een grote lepel in bakjes scheppen om af te koelen.

Als kind vond ik het lekker op de boterham: in plakken gesneden, gebakken in de pan met wat schijfjes appel erbij en kroe~t er op. Maar nu? Ik kreeg een keer een stuk cadeau en kreeg er bij te horen welke delicatessen er allemaal in zaten: pens, darmen, longen, hersenen. De hond heeft een paar dagen lekker gesmuld.

“’t Lekkerste ván ’t verke” was bij ons thuis een standaard uitdrukking. “Dát spek lus ik neet - bàh, die spruutjes zien fie~s – den bloemkoeël is nì lekker”, het antwoord was altijd: “Opète, dat is ’t lekkerste ván ’t verke”.

Kieps: pet. Zo’n platte met een klep aan de voorkant.

Kietelstieën: een ronde steen waar je iemand mee op zijn rug kietelde.

Klats: ’n hoeveelheid vloeistof. Ik kreeg ’n klats water óvver mien bóks. Maar ik weet niet zeker of ’n klats altijd vloeibaar is. Kun je ook een klats geld hebben?

Kletske: ‘n kleine klats. Wilde nog ’n tas? D’r zit nog ’n kletske in de kan.

Klef: talud, helling. De klef beej Muijsers: daar lag het Houthuizer veld een paar meter hoger dan de weg en daar kon je met de snel (autoped) of fiets vanaf. Als je durfde.

Geen opmerkingen: