zondag 7 september 2008

De höltere iezerkes

Hoog tijd om eens wat te schrijven over twee hoofdpersonen in mijn jeugdjaren in Lottum: Sraar Nijssen, oeëme Sraar, en Mie Deckers, tante Mie (foto).

Negen kinderen hadden opa en oma Nijssen, een hele zwerm dochters en één zoon. Ze hielden van degelijke ouderwetse namen: Mie, Nes, Gretha, An, Grada, Trui, Nel, Lies en Sraar.

Sraar was de jongste en hij zal rond de 20 zijn geweest toen zijn vader, Sjaak Nijssen, in 1941 overleed en hij er alleen voor kwam te staan op de boerderij. "Alleen" is niet het goede woord want er waren nog wat ongetrouwde zussen die meewerkten plus een serie bediendes en knechts.

Ik heb al eens geschreven dat ik op die boerderij geboren ben en het is daarna altijd een middelpunt in mijn leven gebleven met oeëme Sraar in de hoofdrol. Als het maar even kon was ik daar, ‘s woensdags en ‘s zaterdags na school en ‘s zondags de hele dag. Hij was mijn peetoom en een aardigere, leukere oom dan oeëme Sraar kan ik me niet voorstellen. Vol humor, altijd opgewekt, altijd vol grappen.

Ik zal drie - vier jaar zijn geweest toen ik een snel (autoped) kreeg en op dat ding stepte ik van de Horsterdijk alleen naar Houthuizen toe. Elke zondag deden we hetzelfde spelletje: als hij uit de hoogmis thuis kwam dan vroeg hij aan de tantes: “Is Paul nì gekómme vandaag?” “Nae”, zeiden die dan “we hebben um vandaag neet gezeen”. Dan ging hij aan de tafel zitten, waar ik me onder verstopt had en dan trok ik hem flink aan zijn been. En dan rende ik er vandoor en hij achter me aan om me te vangen.

Ik zal ook een jaar of vier zijn geweest toe we een keer samen naar de biggenmarkt in Horst zijn geweest. ’s Morgens heel vroeg, met paard en wagen en een grote kist vol biggen stap voor stap achter de dikke kont van het paard aan over het Wietveld naar Horst toe. En toen de handel verkocht was het café in voor een borrel en een glaasje sinas.

Het zware werk op de boerderij werd nog met een paard gedaan in de 50-er jaren, zo’n zwaar Belgisch trekpaard. Pas toen ik een jaar of tien was, denk ik, kocht hij een tractor, een tweedehandse grijze Fordson. De dikke Belg werd van de hand gedaan en ingeruild voor een slank luxe paardje: Pedro.

Wie waren er nog meer op de boerderij? Mijn tantes An en Lies en de knecht Jeu Lenssen, later opgevolgd door Joop Born. Fokkie, de hond, een pauwhaan en een -hen, een stuk of zes melkkoeien, wat mökken, twee stallen vol varkens en een paar hokken vol kippen.

Ik snelde of fietste altijd naar oeëme Sraar als ik niet naar school hoefde en hielp met alles mee; ik weet niet of het echt helpen was toen ik nog klein was, maar ik was er wel altijd bij: ploegen, cultivateren, eggen, maaien, dorsen, melken, voeren, mesten en wat er allemaal nog meer gebeuren moet om zo’n gemengd boerenbedrijf draaiend te houden. Hard werken altijd, maar er werd veel bij gelachen.

Op 1 april was ik een keer aan de beurt: “Paul, got is beej Driek ziene Sef de höltere iezerkes halen.” En ik op stap naar Muijsers: “Oeëme Sef, oeëme Sraar wil gèr de höltere iezerkes hebben.” “Oh”, zei die, "ik geluëf dat die beej Kessels zien, got doa maar ‘ns vroagen.” En ik op pad naar Kessels en daar kreeg ik pas door dat ik voor de gek werd gehouden.

Rond 1955, denk ik, trouwde oeëme Sraar met Mie Deckers die toen in Melderslo woonde. Getrouwd werd er in de kerk van Melderslo en daarna drie dagen lang feest in de schuur van Deckers; ik kan me vooral nog de teil vol flesjes sinas en cola herinneren waaruit we mochten pakken zoveel we wilden. Voor kinderen die misschien drie keer per jaar een flesje sinas kregen was dat zo ongeveer de hemel op aarde.

Tante An en tante Lies verdwenen uit Houthuizen; An ging de huishouding doen bij haar zus Gretha Jonkers aan de Markt en Lies werd wijkverpleegster in Blerick.
Maar de bevolking op de boerderij werd weer snel aangevuld: in een snel tempo verschenen achtereenvolgens mijn neven en nichten Jac, Gonnie, Mieke en Ankie. Drukke tijden moeten het zijn geweest voor tante Mie: de zorg voor vier kleine kinderen + de koeien + de kippen. Alleen, zonder hulp in de huishouding.

In 1961 kocht mijn pa zijn eerste auto: een tweedehands Renault Dauphine. De roeëie miemer noemde Sraar dat ding. Zelf zou hij graag een Dafje willen hebben, maar dat zat er nog niet aan.

In december 1961 vertrokken wij met de roeëie miemer naar Oosterhout. Anderhalf jaar later, in mei '63, kwam ik ’s middags uit school en als gewoonlijk liep ik naar de radio en zette keihard Veronica aan, maar mijn pa draaide hem meteen weer uit. Aan zijn gezicht kon ik zien dat er iets ergs gebeurd moest zijn: ome Sraar is dood!!! Verongelukt met de tractor.

De wereld stortte in. Dat was niet waar. Dat kon niet waar zijn. Dat mocht niet waar zijn. Een boze droom was het, maar hij ging maar niet weg. Elke ochtend als ik opstond drong het weer tot me door: hij is er niet meer.

Voor mij, 14 jaar toen, was het het ergste wat me ooit overkomen was, maar ik kan niet eens beginnen met me voor te stellen wat voor een ramp het was voor tante Mie. 33 Jaar oud, in één klap weduwe, alleen met de zorg voor vier kleine kinderen en een boerenbedrijf. Wat een verdriet en wat een zorgen!
Met de boerderij heeft ze hulp gehad, vooral van Martens Sjaak, maar met haar gezin stond ze er alleen voor. Ik weet niet hoe ze het gedaan heeft, hoe ze elke dag weer de moed opgebracht heeft, maar ze heeft zich er doorheen geslagen en alleen vier kinderen groot gebracht. Met in elk geval naar de buitenwereld toe altijd een opgewekt gezicht en zonder ooit te klagen. Ik neem daar mijn petje diep voor af.

Een paar jaar later kon ze het Dafje kopen dat Sraar zo graag gehad zou hebben.

Mijn voorbeelden, mijn role models zeggen ze tegenwoordig: ome Sraar en tante Mie.

---------------------------------------------------------------
PS: Hier moet ik ook nog even het verhaal kwijt over de vloek van de pauw. De pauwhaan van Nijssen ging dood in de strenge winter van ‘62/’63. De grond was te hard bevroren om hem te begraven en daarom bleef hij boven de grond liggen.

In die tijd klopte er een zigeuner aan om te bedelen en toen die de pauw zag liggen waarschuwde hij: raak nooit een dode pauw aan, want dan ga je zelf ook dood.

Wie gelooft er nou zo’n onzin? Ome Sraar in elk geval niet, en toen de winter wat lang duurde groef hij samen met Bastens Funs een gat in de koeienstal en stopte daar de pauw in. Gat weer dicht, klaar is kees.

Maar let op: binnen drie maanden waren ze allebei dood!!! Bastens Funs kreeg een hartaanval bij het schoffelen op het land en ome Sraar verongelukte met zijn tractor.

Ik ben niet bijgelovig. Ik trek me niks aan van vrijdag de 13de of zwarte katten die de weg oversteken en ik loop rustig onder ladders door, maar een dode pauw zal ik toch niet gauw aanraken.

1 opmerking:

Deckers zei

Ook zijn het mijn ome Staat en tante Mie
Wat heb je dat mooi beschreven