zaterdag 24 juli 2010

Lottumse Grammatica

Ik wil niet direct beweren dat het een klassieke taal is zoals Latijn en Grieks, maar de grammatica en de structuur van het Lottums zijn wel een stuk ingewikkelder dan die van het Algemeen Beschaafd Nederlands.

Kijk maar eens naar het onbepaalde lidwoord "een". In het ABN is het simpel: een kind, een vrouw, een man, altijd "een", geen onderscheid tussen onzijdige, vrouwelijke en mannelijke woorden. Duitsers kennen "ein" und "eine", Fransen "un" en "une", maar in het Lottums hebben we wel vier vormen.

Vrouwelijk en onzijdig is altijd "un": un kiendje, un megje, un doe~f, maar voor mannelijke woorden hebben we drie vormen: unne, unnen en unnem!!!

De normale mannelijke vorm is "unne": unne kel, unne joerts. Maar begint het zelfstandig naamwoord met een klinker of met een d, t of h, dan wordt het "unnen": unnen abrikoeëzevlaai, unnen dorsvlègel, unnen telder soep, unnen haan. En begint het zelfstandig naamwoord met een b, dan wordt de laatste "n" een "m": unnem baer, unnem bessem.

Bij de bezittelijke voornaamwoorden is het precies zo:

Mien, miene, mienen, mienem.
Ow, owwe, owwen, owwem.
Zien, ziene, zienen, zienem.
Eur, eure, euren, eurem.

Dan eens kijken naar de bepaalde lidwoorden. In het ABN "het" voor onzijdige woorden en "de" voor mannelijke en vrouwelijke. In Lottum is onzijdig altijd "ut": ut megje, ut kiendje, ut dörp. Het mannelijke en vrouwelijke "de" blijft normaal gesproken "de": de meid, de kel, de joerts, de kersevlaai. Maar als het zelfstandig naamwoord begint met een klinker, een d, t of h, dan wordt het "d`n": d`n abrikoeëzevlaai, d`n telder soep, d`n dorsvlè~gel, d`n Harmoniezaal, café d`n Hook.

En bij een b wordt het "d`m": d`m bekker, d`m bessem.

Moeilijk wah? Ik wed dat er nog nooit iemand bij stilgestaan heeft hoe ingewikkeld ons dialect eigenlijk is.

Eens kijken wat er gebeurt als er een bijvoeglijk naamwoord tussenkomt. Het lidwoord krijgt dan de vorm die hoort bij het zelfstandig naamwoord, maar de uitgang wordt bepaald door de beginletter van het bijvoeglijk naamwoord. En de uitgang van het bijvoeglijk naamwoord wordt bepaald door de beginletter van het zelfstandig naamwoord. Kun je het nog volgen?

Voorbeelden:

Un mojje vrouw.
Unne groëte kel.
Unnen dieke kel.
Unne groëten hó~ond.
Unnen dieken hó~ond.
Unne groëtem bekker
Unnen diekem bekker.

En het wordt nóg ingewikkelder als er een bijwoord tussenkomt:

Un biëstig mojje vrouw.
Unne vreej groëte kel
Unnen hiël groëte kel.
Unne vreej groëten hó~ond.
Unnen hiël groëten hó~ond.
Unnem biëstig groëten hó~ond.
Unnem biëstig diekem bekker.

Enzovoorts. Ik schei er mee uit want ik krijg er zelf koppijn van. Wie zin heeft mag nog even doorgaan met un miljoen mojje mollige megjes of fertig fieze vette verkes of zo.

Het is 13 juli 2010, ik ben 63 jaar en ik zit me dat nu pas voor het eerst allemaal te realiseren, hier op het balkon van onze vakantiewoning in Süd Tirol. We denken er niet bij na en gebruiken die lidwoorden en uitgangen allemaal automatisch correct zonder ooit één les te hebben gehad in Lottumse grammatica! Spelenderwijs geleerd door te luisteren en na te praten.

Als ik daar zo eens over nadenk dan pakken wij ons onderwijs in vreemde talen eigenlijk helemaal verkeerd aan. We beginnen er pas mee als we er eigenlijk al te oud voor zijn. Tot een jaar of tien kunnen we bijna automatisch talen leren, maar dan komt er een knoop in onze talenknobbel en gaat het voortaan moeizaam.

Dus: Frans, Duits en Engels naar de kleuterschool en knippen en plakken en kleuren naar de HAVO.