maandag 22 september 2008

Lottumse woorden: 91 - 100

91 Kleine kant               kleuterschool, groep 1
92 Kleu~ch / kluchtig    lol / lollig
93 Klieëd/kledje            jurk/jurkje
94 Kluntjeswek             suikerbrood
95 Knam                        helemaal
96 Knapkook                 koekje
97 Kneien                      kneden
98 Knoajen                    mopperen, zanikken
99 Knoep                       groot ding
100 Knoeren                  hard werken?


Kleine kant: groep 1; de bewaarschoeël van juffrouw Mien van den Boeënekamp, daar hebben we het al eens eerder over gehad.

Kleu~ch: lol, plezier. Kluchtig: leuk, lollig. Dat probeer ik hier soms te zijn, maar dat valt niet altijd mee.

Klieëd: jurk. In NL leggen ze een kleed op de grond (vloerkleed, tapijt), maar in Lottum is een klieëd een jurk en wordt gedragen door de dames. Of door kleine meisjes en dan is het een kledje.

Kluntjeswek: suikerbrood. Wit brood met half gesmolten, plakkerige brokjes suiker er in. Heel smerig.

Knam: helemaal. Dèn boeëm hingt knam vol proe~me.

Knapkook: dunne, platte koek, van ongeveer 10 cm doorsnee schat ik. Ik weet niet of ze nog bestaan, maar in de 50-er, 60-er jaren waren het de populairste koeken voor bij de koffie. Ik heb er duizenden gemaakt in de bakkerij van Sef Keltjens. En ingepakt. En bezorgd.

Kneien: kneden.

Knoajen: mopperen, greken.

Knoep: groot ding. Dé Wiel dén hé~t zich doa enne knoep vaan ’n hoe~s gebouwd. Overtreffende trap in het Blericks: knoeppert.

Knoeren: ik weet het niet zeker maar voor mijn gevoel heeft het te maken met hard werken of hard fietsen.

Dat was nummer honderd en om dat te vieren zal ik eens over een bizarre taalervaring vertellen. Het was juni 1976, in Bardera, Somalië. Met Nederlandse ontwikkelingshulp zou daar een brug over de Juba River gebouwd worden en een collega en ik moesten wat metingen en onderzoek doen, o.a. een paar boringen voor de fundering van de brug. Daarvoor hadden we een Italiaans bedrijf ingehuurd en we vonden ze ergens midden in de wildernis: wij in een landrover met een chauffeur en een tolk en drie Italianen in een vrachtauto met de bak vol Somaliërs. Italianen zijn wereldkampioen praters en ze babbelden volop, maar ... alleen in het Italiaans. En wij spraken Nederlands, Frans, Duits, Engels maar geen Italiaans. We hadden wel tolken: wij een die Engels sprak en zij een die Italiaans kon.
Dus: wij spraken Engels tegen onze tolk, die in het Somalisch tegen de andere tolk en die maakte er weer Italiaans van. En vice versa. En dan maar hopen dat er aan de andere kant hetzelfde uitkwam.

Vijf Europeanen, maar we konden niet communiceren zonder de hulp van twee Afrikanen. De Somaliërs snapten er niks van dat die witten elkaar niet konden verstaan.

Ik heb in de weken daarna genoeg Italiaans opgepikt om met ze te kunnen werken en de brug is er gekomen. Ik heb het net nog even gecheckt op Google Earth: hij is er nog.

Geen opmerkingen: