Ergens in de 50-er jaren, boer C. en zijn vrouw waren 25 jaar getrouwd en vierden zilveren bruiloft. Hij had geen hobbies en kwam nooit in ’t café en had een hekel aan feesten, maar hier kwam hij natuurlijk niet onderuit.
Ze hadden het al die tijd goed gehad samen. Hard werken, dat wel, op het land en in de stal. De koeien melken, de varkens en de kippen voeren, eieren rapen, dat moest allemaal elke dag gebeuren; geen tijd voor vakantie, nooit van de boerderij weg, zelfs geen dag. En daar was vrouw C. toch een beetje ongelukkig over.
Dus op de receptie zeiden de vrienden tegen C: “Nou mótte geej toch ‘s op vakantie goan met ów vrouw, want in die viefentwintig joar ziede geej d’r nog noeit ’s ieënen daag oet gewès.” “Mmm”, bromde C., “ut is meej ok nogal ’n wè~r gewès”.
En dan was er nog de boer die pas getrouwd was en toen hem gevraagd werd wat voor een soort vrouw hij nou gevonden had, antwoordde: ”Och, vur op ’t land is ze good”.
Boeren zijn van nature conservatieve mensen, dat hoort bij het vak. Ze nemen geen risico om het bedrijf en het land, dat al generaties lang familiebezit is, niet in gevaar te brengen.
Vader Lenssen in Houthuizen (Ingder Hand) hield ook niet van nieuwerwetse dingen. “Puët brèke zeker”, was zijn standaard antwoord als een van zijn zoons eens wat nieuws wilde proberen op de boerderij.
Maar niet alleen als het de boerderij betrof, want toen Jeu hem eens vroeg of hij een elektrisch scheerapparaat mocht kopen was het antwoord: “puët brèke zeker.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten