Ik heb op 8 augustus voor het eerst in bijna 40 jaar het rozenfeest weer eens gezien en moest terugdenken aan de rozenfeesten van de 60-er jaren. Rond de twintig waren we toen: Arie Snellen, Jér Custers, Henk Martens, Pierre van Dijk, Leo en Jè~n Vergeldt, Jan Clevers, Noud Verstraaten en ik. “D’n blauwen toep” noemden we ons en samen waren we verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de bieromzet van café D’n Hook.
De rozen interesseerden ons nauwelijks, de fanfares en harmonieën nog minder, het middelpunt van het feest was voor ons de biertent. Een heel weekend lang zuipen. Eigenlijk niet veel anders dan wat we elk weekend van het jaar deden, maar dit was een heel andere omgeving; een heel ander zuipen. Je zat aan tafeltjes en werd bediend door de meisjes van het dorp met een zwart jurkje aan en een wit schortje voor. Sommigen deden dat heel professioneel, anderen wat minder, bijvoorbeeld het meisje dat aan de tafel naast ons bij het gezelschap van de burgemeester de bestelling opnam en vroeg: “burgemeister, wát zoepte?”.
De burgemeester en zijn vrouw hadden wel zin in een glaasje witte wijn en daar kwam ze al aan met de fles, de glazen en een kurketrekker. Het jurkje werd opgestroopt, de fles tussen de dijen geklemd, de kurketrekker erin gedraaid en na wat “gekuum”: plop ... daar kwam de kurk er uit en de glazen werden ingeschonken.
Flinke, stevige dijen waren het, ik zal hier geen namen noemen, maar ze woonde over het spoor. En de achternaam begon met een H.
En nou we toch aan de drank zijn: in diezelfde tijd, met Lottumse kermis, zat de familie Van Helden in café Keiren aan de Markt. Sef nam de bestelling op: “en, vrouw van Helden, wát drinkte geej?” “Wettewát, dót meej maar ‘n glaas ván dè, hoe het dát grei, ván dèn dieke gèle stieve.” Moeilijk woord, advocaat.
En dan nog die jongen uit de Melderse die op de fiets bij de harmoniezaal aankwam, zijn fiets in de heg gooide, het café binnenstapte en tegen zijn vrienden riep: “ kóm jónge, flink zoepe; Sjang, ieën peer”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten