Meester van Gool kon inderdaad erg kwaad worden en flinke klappen uitdelen. En niet alleen op school, kan ik jullie verzekeren.
Hij verwachtte van mij, het zoontje van het hoofd, dat ik het braafste jongetje was en aan het hele dorp een goed voorbeeld zou geven. En daar was ik niet zo goed in, in braaf zijn en voorbeeld geven. En omdat hij niemand het idee wilde geven dat hij zijn eigen zoon voortrok, kreeg ik om te beginnen alvast een paar klappen als er wat gebeurd was; en daarna ging hij pas vragen stellen.
Er waren ook stiekemerds die daar gebruik van maakten om wraak op hem te nemen: “Meester, jullie Paul heeft een kat in het water gegooid!” Ik kon honderd keer zweren dat het gelogen was, maar dat hielp niks, dan volgden er voor de ogen van de hele klas een paar opvoedkundige klappen.
Hij had een apart kapsel: een kale kop met een krans haar er omheen die hij elke morgen omhoog kamde, vandaar zijn bijnaam: kreyenè~s.
Nee, zachtzinnige opvoedingsmethoden hadden de meesters vroeger niet op de RK Lagere Jongensschool. Er werd flink "aafgesmè-rd" en dat mocht toen nog. Ik hoorde ouders die bij ons thuis op bezoek waren wel eens zeggen: “meister, as ze nì wille luustere daan houw d’r ma flink op”.
Van den Boom was de meester van de eerste klas. Hij had er een handje van om met zijn ring op je kop te tikken, zo een met zo’n spits steentje. Als je niet oplette in de kerk dan sloop hij van achteren stil naar je toe en gaf je een paar flinke tikken met die ring: “poekje pidden”.
Ik denk dat ik de klasgenoten waar we bij meester van den Boom mee begonnen nog allemaal weet: Hem Clevis (Hem van de Verver), Wim Wilmsen (Wim van Ties), Henk Philipsen (Tuut), Peter Eikelenberg, Theo Verheggen (Smitje), Jan Theeuwen, Wiel Jeucken, Peter Verheyen, Chrit Peeters, Harry van de Pasch, Alphons van den Boom, Mart Teluy, Theo van Helden (Aolke), Jeu Vergeldt, Marcel Strijbosch (Striepke), Ger Verbong, Jozef Lenssen (Jozo), Henk Muijsers, Harrie de Boer, Frans Gommans, Mari Clabbers, René Breukers, Mart Aarts, Jos Bos, Mart Swinkels, Wim Evertz.
Allemaal heren van 61 nu, behalve Mart Teluy en Theo Verheggen, die helaas overleden zijn.
Het was lang niet zo’n mooie school als de Bottel: muffe, ongezellige lokalen, verwarmd met een kolenkachel. We zaten netjes op een rij, twee aan twee in bankjes met een lessenaar, een inktpotje voor de kroontjespen in het midden met zo’n schuifje er op. Als de meester aan het woord was dan hadden we stil te zitten met de armen over elkaar.
In de pauzes speelden we op de speulpláts: bokspringen, tè~k (tikkertje), knikkeren, land pachten.
Voor de gymnastieklessen moesten we naar het KJV huis lopen, vlak bij de pastorie.
Meester Janssen had de tweede en derde klas. Die had zijn handen ook tamelijk los zitten en daar heb ik ook heel wat klappen van gehad. En uren bij in de hoek gestaan. Hij had ook de speciale opvoedkundige maatregel om fouten te bestraffen met een flinke klap. Bukken en voor elke fout in het dictee een flinke knal op je kont met een lineaal. En zo’n lineaal die trok door!
Je kon ook wel met hem lachen als hij goede zin had. De kleintjes van de tweede klas noemde hij de sjem boys en de groteren van de derde waren de kroe~t boys. Ik denk dat het in de tweede klas was dat Jan Theeuwen een klassieker scoorde door “O, o, wat een weer” voor te lezen als “Nul, nul, wat een weer”.
Ik weet niet meer precies wanneer, maar op een gegeven moment vertrok meester Janssen en kwam meester Nelissen in zijn plaats. En toen die op herhaling in dienst moest werd die weer tijdelijk vervangen door mijn moeder, Grada Nijssen. Ik heb ook nog eens een tijd les gehad van een meester Rouw, uit Drenthe. Waarschijnlijk was dat nog vóór meester Nelissen.
De vierde en de helft van de vijfde klas kregen les van meester Hermsen. En de andere helft van de vijfde klas en de zesde klas zat bij mijn pa, meester van Gool.
Tot pakweg 1957 of zo woonden we op Horsterdijk nummer 3, net tegenover de school. Toen ik 3 was stak ik vaak de straat over en ik had een eigen plekje bij mijn pa in de klas. Hij gaf me dan een Bosatlas en daar zat ik dan uren in te kijken en alvast de plaatsen op te zoeken waar ik later allemaal naar toe wilde.
Het zwerversbloed moet ik van mijn pa hebben, die had, voor hij zich in Lottum vestigde al gewoond en gewerkt in Utrecht, Jutphaas, Drenthe en Zeeland. En na Lottum nog in West Brabant. Van zijn zes kinderen wonen er vier in het buitenland.
Hij was ook 's avonds erg actief en gaf o.a. les op de landbouwschool in Horst, aan de "Jonge Boeren" in Lottum en bijles bij de Borggraaf. Door de week had hij het zó druk met al zijn activiteiten in het verenigingsleven dat hij 's avonds bijna nooit thuis was. Als ik het me goed herinner heeft hij het kerkkoor, de EHBO afdeling en Jong Nederland (tegenwoordig JOL) opgericht.
Ik weet niet wat er precies gebeurd is maar in 1961 kreeg hij een conflict met het schoolbestuur en vertrok naar een huishoudschool in Raamsdonksveer. Daar is hij tot zijn pensioen in 1980 of zo directeur geweest. Die pensionering veranderde zijn karakter helemaal, het werd een lieve, zachtzinnige opa. In 2001 is hij, 86 jaar oud, aan een longontsteking overleden. Hij ligt op het Lottumse kerkhof begraven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten