Het is altijd behelpen geweest met dat zwemmen in Lottum. Mijn eerste zwembad was de Molenbeek bij Mulder Sjeng in Houthuizen. Dat was begin 50-er jaren. Als het heet was zetten ze een schot tegen de duiker aan die daar onder de weg door liep en dan stuwde het water in de beek wat op zodat de Houthuizer jeugd daar wat kon spetteren en pootje baaien. Een extra attractie was de glijbaan, een betonnen goot naast het huis van Clevers waarin de Molenbeek een paar meter omlaag viel.
Een zwembroek had ik toen nog niet, maar geen nood: een oud roze hemd van tante Lies werd in het kruis met een paar steken bij elkaar genaaid en voilá, daar stond ik in een badpak. Ik hoop niet dat iemand er ooit een foto van heeft gemaakt. Zeker niet nadat ik er een paar keer mee van de glijbaan afgegleden was want daar was het hemd van tante Lies niet op gemaakt en er zaten al gauw grote gaten in van achteren.
De volgende fase in de ontwikkeling van Lottumse zwemfaciliteiten kwam een paar jaar later toen veerman Sjaak Vergeldt een stuk Maas afzette met betonstaalmatten en een paar kleedhokjes bouwde. Dat was nog niet direct een olympisch bad, maar dat begon er toch op te lijken en daar bracht de Lottumse jeugd de zomerse zondagen door, zonnend op een handdoek in het gras. En af en toe een stuk zwemmen, op en neer de Maas over of een schip vangen, er op klimmen en een stuk mee varen.
Die kleedhokjes vormden voor ons, jongens van een jaar of 14, een extra attractie: dat was een soort “peep show”. Ze waren van vurenhout met van die noesten er in. Die kon je er uit drukken en dan zat er een gaatje in de plank waardoor je in het volgende hokje naar binnen kon gluren. En steeds als een van de Lottumse schonen (of minder schonen, daar waren we niet kieskeurig in) een hokje instapte om zich om te kleden werd er door de jongens gevochten om de beste plaats bij zo’n loergaatje.
En dan hadden we nog de Wittenberg in Lomm. Niet mijn favoriete zwemlocatie, maar ik moest wel mee als de families In ’t Zand en Van Gool op warme zondagen besloten daar samen naar toe te fietsen. Pic-nic mand mee, de kleintjes in een stuurstoeltje of achter op d’n draeger en op naar Lomm. De Wittenberg was een ven, bruinachtig water, volgegroeid met waterlelies en hier en daar nog een stukje open water waar je kon zwemmen.
Een andere optie was Horst, daar hadden ze een echt zwembad. Maar daar moest je dan wel een kilometer of acht voor fietsen. En het was al zo heet.
In Venlo was het Sportfondsenbad alias Sportbatsenfonds. Daar gingen we met de 5de en 6de klas van de lagere school één keer per week (meen ik) schoolzwemmen, heel vroeg met een bus. Een ongezellig bad was dat, koud water, strenge badmeesters die je allerlei vervelende oefeningen lieten doen. Ik denk dat ik daar de hekel aan zwemmen heb gekregen die ik tot de dag van vandaag nog steeds heb. Ik zwem bijna nooit. We hebben hier in Oeganda een zwembad in de tuin waar ik in ruim twee jaar twee keer even in ben geweest.
In Mozambique woonden we 200 meter van de Indische Oceaan. Mensen kwamen honderden kilometers rijden om er te zwemmen, maar in de twee jaar dat we er gewoond hebben ben ik maar één keer in het water geweest.
Al met al een goed beeld van mijn sportcarrière: voetballen was al niet veel; zwemmen nog minder.
PS: ik kreeg opmerkingen dat ik op mijn foto, met dat donkere hemd en witte boordje, wel erg veel weg had van een pastoor. Het is in feite nog erger: als je pastoor Kerbosch googlet krijg je die foto te zien met zijn naam eronder. Het is in werkelijkheid een blauw hemd en een witte stropdas, maar om elk misverstand over de richting van mijn professionele carrière te voorkomen, heb ik die foto vandaag maar vervangen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten