En nu ik weer bovenop de bron zit, heb ik weer een paar
nieuwe woorden, zelf herinnerd of aangedragen.
Nut / nutzak, nutterik – slecht, kwaad, gevaarlijk /
slechterik
Kwojje – slechte (meervoud: kwoj)
Stanketsel – hek, afrastering
Kuus – breed geschouderd, atletisch type
Loerie~zer – bril
Pinkele – ’n soort kinderspel
Bokstevast – bokspringen, waarbij een rij “bokken” in de
lengte achterelkaar staan
Kuulkedrolle – ’n soort kinderspel
Krab – scheur, spleet
Nut: een hond kan bijvoorbeeld nut zijn. Of een buurman kan
een nutzak zijn.
Kwojje: als je een emmer appels geplukt hebt zitten er lichtig een
paar kwojje bij.
Stanketsel: nooit gehoord dat woord, maar volgens Frans
Gommans is dat Lottums voor afrastering.
Loerie~zer: bril (met dank aan Ger Versleijen)
Bokstevast, pinkele en kuulkedrolle: nooit van gehoord. Ik
heb ze van Frans Seuren. Pinkele doe je met een stuk hout van 20 cm lang en 3 –
4 cm in diameter, maar ik ben vergeten hoe het gaat. Ook de spelregels van kuulkedrolle ben ik vergeten, dus dat moet ik Frans nog eens vragen.
Krab: scheur; maar een bepaald vrouwelijk lichaamsdeel kan
blijkbaar ook zo aangeduid worden. Een kennis uit Melderslo beschreef me een
keer hoe hij zich op een hete zomerdag in het zweet had moeten werken, terwijl
hij in de buurt overal huisvrouwen in de tuin zag. Luchtig gekleed, liggend in een
luie stoel, koud pilsje in de hand, waarop hij fijntjes opmerkte: “haj ik
poddomme ok má zonne krab!”