zondag 28 augustus 2011

Nog eens allemaal op een rij (436)




1
Aafsmère
aftuigen
2
Aaftrekke
scheet laten
3
Aa~l
allemaal
4
Aalzelaeve
altijd
5
Aling
heel
6
Amazuur
blaasvermogen
7
Ampersant
en passant, in het voorbijgaan
8
Arig
vreemd, verdacht
9
Babbeltje
snoepje
10
Bag
big
11
Baktand
kies
12
Bandele
hoepelen
13
Baom
bodem, achterwerk
14
Bats
bil
15
Begie~n
non
16
Bels
België, Belgisch, Belgisch trekpaard
17
Bergemuuske
verstoppertje
18
Betoepen
oplichten, belazeren
19
Beyen
bidden
20
Biëstig
zeer, erg
21
Bleik
bleek, gazon
22
Blöken
walmen
23
Blutsen
kneuzen, stoten
24
Bôch
bed
25
Boebs
blut
26
Boekèl
boeman
27
Böken
huilen
28
Bôks
broek
29
Bokspringen
bokspringen
30
Bôttermelk
karnemelk
31
Bouten
schijten
32
Bouwen/umbouwen
(om)ploegen
33
Brag
opgeschoten jongere, tiener
34
Brandbère
bramen
35
Broensig
bruinachtig
36
Buizen
zuipen
37
Burries
twee balken aan een kar waar het paard tussen ingespannen wordt
38
Dabben
met de handen/poten graven
39
Del ('n)
'n aantal
40
Dè~s
paardevlieg
41
Deem
speen van koe
42
Doeën beej
dichtbij
43
Doorslaag
vergiet
44
Dotselen, dotseltante
vergeetachtig zijn; vergeetachtig persoon
45
Draeger
bagagedrager
46
Drats
koffiedik
47
Drek
onkruid
48
Dreksbak
afvalemmer
49
Droasbôks
enigszins lachwekkend figuur
50
Duchtig
flink
51
(neet) Duëgen
(niet) deugen, (niet) in order zijn
52
Duk
vaak, dikwijls
53
Dumpel
deuk
54
Efkes
even
55
È~k
azijn
56
Emus
iemand
57
Ertsbè~re
aardbeien
58
È~vel
hoe dan ook, sowieso
59
Evvel
stopwoord
60
Falie (nákse)
blote kont
61
Fiemel
afwijking, hobby
62
Fiespernöleken
geen idee
63
Finaal
helemaal
64
Finte
kuren, streken
65
Fintwater/Vintwater
wijwater
66
Flatsen
zakken voor een examen
67
Flet
anjer
68
Flie~s
tas
69
Foeës
loom, lamlendig, vadsig
70
Foe~telen
oneerlijk spelen
71
Friemelen
met de handen ergens aan zitten te prutsen
72
Frunselen
kreuken
73
Fus
vat
74
Gaaien
bevallen
75
Gaar neet
helemaal niet
76
Gans
helemaal
77
Garepaap
halve gare
78
Gavel
hooivork
79
Garepaap
libelle
80
Gedeuns
gedoe
81
Gèle verf
geelzucht
82
Gelint
draadomheining wei
83
Gé~r
gierig
84
Gè~r
graag
85
Gerf
garf, bos graan
86
Ge~rt
hengel
87
Gevrè~t
gezicht
88
Gewè~re
begaan
89
Geyen
wieden
90
Graaf
sloot
91
Grei
spul
92
Greken
sjachrijnen
93
Greuzelen
glimlachen, binnenpret hebben
94
Grie~zelen
kiezeltuintje opharken
95
Groeëte kant
groep 2
96
Gröts
trots
97
Gruts
goot
98
Gu~ns
ginds, 'n eind weg
99
Haffel
handvol
100
Haffelen, gehaffel
onhandig plaren
101
Hanneke
soort dikke worst
102
Has
bijna
103
Hemdrok
onderhemd met korte mouwtjes
104
Hemelbieësje
lieveheersbeestje
105
Hesses
uitroep van afkeer
106
Hets
hitte
107
Hiëp
hakbijl
108
Ho~öf
tuin
109
Hoarepluk
oud Lottums gebruik
110
Hojje
dag
111
Hómmelen
onweren, donderen
112
Hörtje
(eier)rekje
113
Houwen
slaan
114
Hudsel
halster
115
Huiwagen
spin
116
Huukskes
hurken
117
Huuske
wc
118
Illik
bunzing
119
Inkkater
eekhoorn
120
Inkketske
eekhoorntje
121
Intrint
bijna
122
Joeks
lol
123
Joerts
mus
124
Jöken
wiebelen, wippen
125
Juks
jeuk
126
Kaldeschie~ter
koukleum
127
Kalde schóttel
aardappelsalade
128
Kanedassen
populieren
129
Kao~ye
kaantjes
130
Käök
gazeuse
131
käöken
boeren
132
Kappes
kool
133
Kei-kepot
doodmoe
134
Kel
man
135
Kelderverken
pissebed
136
Kerboet
balkenbrij
137
Kerdie~zen
snoepen?
138
Kè~ren
vegen
139
Ketteren
hard rennen
140
Ketterschoon
gymschoenen
141
Kieps
pet
142
Kierke
big
143
Kietelstieën
afgeronde kiezelsteen
144
Klaor kómmen (met elkaar)
goed met elkaar op kunnen schieten
145
Klats / kletske
hoeveelheid
146
Kleek / kleken
spuug, rochel / spugen
147
Klef
talud, helling
148
Kleine kant
groep 1, kleuterschool
149
Klets (de)
de klets weg krie~ge: ziek, verkouden worden
150
Kleu~ch / kluchtig
lol / lollig
151
Klieëd / kledje
jurk / jurkje
152
Klómpenägelkes
kleine stalen spijkertjes
153
Klots, Klötskes
gekloofd brandhout
154
Kluntjeswek
suikerbrood
155
Knam
helemaal
156
Knao~k
bot
157
Knapkook
koekje
158
Kneien
kneden
159
Kneuzelen
knoeien
160
Knoajen
mopperen
161
Knoep
groot ding
162
Knoeren
hard werken
163
Knoers
kraakbeen
164
Knoevelen
knuffelen?
165
Knómmel
rotzooi
166
Knozel
steekvliegje
167
Koekoeksspeej
hars van fruitbomen
168
Koes
varken
169
Koetelen
ruilen
170
Kompeneej
gezelschap
171
Koppien
hoofdpijn
172
Krangs, unne krangse
dwars, dwarsligger
173
Krangs um
binnenste buiten
174
Kratsen
krabben, jeuken
175
Krebbelen
krassen op papier
176
Krek (good)
net (goed)
177
Kriemel(en)
jeuk(en), kriebel(en)
178
Kroazen
hard rijden, scheuren
179
Kroe~t
stroop
180
Kroe~tpers
stroopfabriek van Van Soest
181
Kroe~twis
bos bloemen en kruiden
182
Kroednaegel
seringen
183
Kroëten
rode bieten
184
Krujer
schooier
185
Kruuske
gekruiste vingers bij tikkertje
186
Kui
hok
187
Kuiten
voetballen op één goal
188
Kummelijk
zeikerig precies
189
Kuu~men
kreunen
190
Kwaggen/kwiemen
jonge vogels
191
Kwakel
denneappel
192
Kwazel/kwazelen
onzin/onzin vertellen
193
Kwekvors
kikker
194
Kwellik
net, pas
195
Leis
teugels
196
Leknaas
iemand die niks lust
197
Lichtig
vaak, meestal
198
Litsen
bretels
199
Löbbes
goeiige sul
200
Loeëk
uien
201
Loemele
vodden
202
Loëzie
horloge
203
Mangelwortel
veevoer, soort suikerbiet
204
Manskel, mansluuj
man
205
Mè~lkorf
Vlaamse gaai
206
Megje
meisje
207
Mei~d
verloofde
208
Meizoentje
madeliefje
209
Mè~lder
merel
210
Mey
soms
211
Middá~g
12 uur 's middags
212
Mie~mer
aalbes
213
Mieske
katje
214
Miet
mijt
215
Mie~zelen
motregenen
216
Mi~spel
wesp
217
Mo
moeder
218
Moa
uitroep van verbazing
219
Moeëk
geheime bergplaats
220
Moeken
slijmen
221
Moelbaere
bosbessen
222
Moe~len
praatjes maken
223
Moer
waterketel
224
Moetworm
mol
225
Mök
jonge koe
226
Moor
vrouwelijk konijn
227
Möp
kooswoordje voor jonge meisjes
228
Mós
kool
229
Muuskes
biceps
230
Naeve
naast
231
Nagel
spijker
232
Náks
naakt
233
Nemus
niemand
234
Naovenant
naar verhouding, relatief
235
Neuken
etteren, klieren, vervelend doen
236
Nieje
sterke ontkenning
237
Nölen
onzin verkopen
238
Nondejuuke
vlinderstrikje
239
Nuëj
ongraag
240
Nuëjen
uitnodigen
241
Oe~tdoo~n
rooien, uitmesten
242
Olieneutje
pinda
243
Ophöffen
optillen
244
Opstoeken
iemand aanzetten tot iets
245
Ozelen
kou lijden
246
Pannestaart
kikkervisje
247
Parsvleis
huidvlees
248
Peg
houten spie, naam van de Gekke Moandaagvereniging
249
Pè~k
laurierdrop
250
Pee~er
regenworm
251
Pei~ts
paardenzweepje
252
Penanty
strafschop
253
Petatten
aardappels
254
Pi~n, gérepi~n
gierig persoon
255
Piepwörsjes
kleine worstjes
256
Piers
perzik
257
Pimpy
babykrul
258
Pindroad
prikkeldraad
259
Pinkes
haarkrullers
260
Pispötjes
bloemen van heggewinde
261
Plak
veld
262
Plakken
opschieten
263
Plaren
klungelen
264
Plats
rond brood
265
Pletske
koekje
266
Poekel
rug
267
Poelepetaten
parelhoenders
268
Poem (dieke)
dikke vrouw of meisje
269
Poes
boomstronk
270
Poes-erd
humus, potgrond
271
Poe~s
bos (haar, gras)
272
Poet
buit
273
Poetje
paard
274
Potterskas
spaarkas
275
Prazel
onzin
276
Prazelen
onzin vertellen
277
Preugelen
vechten
278
Proa~s
leunstoel
279
Pruumkes
rozijnen
280
Pruumkes wek
rozijnenbrood
281
Pruusen
Duitsland, Duitsers
282
Puëtje trekken
varken dat geslacht wordt pootje haken
283
Pulf
peluw
284
Puinen
kweekgras
285
Pullen
jonge kippen
286
Pulliken
peuteren
287
Ram
helemaal
288
Rats
helemaal
289
Razelen
rillen
290
Remmel
mannelijk konijn
291
Richtig
echt
292
Roakeliezer/rökeliezer
pook
293
Roetsbaan
glijbaan
294
Roetsen
glijden
295
Ro~s
plag gras
296
Ruiter
bosjes gerven
297
Ruzelen
ruien
298
Schalevaeger
schavuit
299
Schans
takkenbos
300
Schietmael
melde
301
Schievelen
platte steen over het water laten stuiteren
302
Schievelstiën
platte steen
303
Schink
ham
304
Schoester
schoenmaker
305
Schókkelen
schudden
306
Scholk
schort
307
Schon (ja schon)
jawel
308
Schoop
platte schop
309
Schoor
onweersbui
310
Schoo~w
bang
311
Schop
open schuur
312
Schorseneren
soort groente
313
Schottelslet
vaatdoek
314
Schouw
schoorsteen
315
Schrauwen
huilen
316
Schravelen
kruipen
317
Schu~pen
schooien, bedelen
318
Schuttelke
bordje
319
Schuumke trekken
….
320
Slam
steenkoolslib
321
Slangkómkómmer
komkommer
322
Slet
vaatdoek
323
Slidderen
glijden
324
Slieps
stropdas
325
Sluëp
kram
326
Slup
schoot
327
Smekken
smakken onder het eten
328
Smelen
biezen, haren
329
Smè~r
slaag
330
Smiespelen
fluisteren
331
Smik
zweep
332
Smoe~zelen
motregenen
333
Snammel
stukje draad
334
Sneejer
kleermaker
335
Snel
autoped
336
Snellüeper
autoped
337
Snierken
even snel tussendoor roken?
338
Snuupke
snoepje
339
Sókkersteel
zuurstok
340
Spajen
spitten
341
Speer (gen)
halm, met gen er voor: niets
342
Spegelen
opscheppen, jaloers maken
343
Spejen
spugen, overgeven
344
Sperjes
asperges
345
Spienzen
loeren
346
Spinnejaeger
ragebol
347
Spitsen
verheugen
348
Spoe~s, spoe~skop
krullen, krullenkop, kroeskop
349
Spooien
haasten
350
Sproan
spreeuw
351
Sprung
bron, wel
352
Stalen
lijken
353
Statie
station
354
Stechelen
ruziën
355
Stekbère
kruisbessen
356
Stekrubben
koolrapen
357
Stevels
laarzen
358
Stinkers
Afrikaantjes
359
Stoeben
paardebloemen
360
Stoek, stoekdroad
schok, schrikdraad
361
Stoep
trottoir
362
Strèkel
deugniet
363
Straevelen
ruziën
364
Striekers
lucifers
365
Strietsen
jatten
366
Strontsen
opscheppen
367
Ströp/Strubben
bengels, vervelende jongens
368
Stuuten
prijzen
369
Stuutje
broodje
370
Stuutjes grie~pen
oude Lottumse folklore bij bruiloften
371
Tae~k
tikkertje
372
Tár
teer, bitumen
373
Tas
kop
374
Tattie
vies spul
375
Telder
bord
376
Tes
broekzak
377
Tif
sperma
378
Tisnaas
leknaas
379
Tod
lap
380
Toe
dicht
381
Toep
top
382
Toepen
kaartspel
383
Tóntelen
met vuur spelen
384
Toe~r
vrouwenhoed
385
Toe~t
toeter
386
Toessen / umtoessen
ruilen
387
Tricot, triek
trui
388
Tu~ut
kip
389
Tumelemuutske
koprol
390
Tuur, verturen
pen verplaatsen waaraan koe of geit vast zit
391
Va
vader
392
Vas
alvast
393
Ve~g
ondeugend meisje of vrouw
394
Velling
velg
395
Vè~men
slaan, meppen
396
Verduusseld
bewusteloos
397
Verkèt
vork
398
Verrig
klaar
399
Vès
net, pas geleden
400
Viezelen
knoeien
401
Villen
kwellen, pijn doen
402
Vimpen (fimpen?)
met vuur spelen
403
Visge~rt
vishengel
404
Vlimmen
kaf
405
Vort
voortaan
406
Vot
kont
407
Vottetes
kontzak
408
Vreejer, Vreejen
verkering hebben
409
Vrek, vrech
brutaal
410
Vrommes, vrouwluuj
vrouw
411
Waers
dwars, stijfkoppig
412
Wàh
413
Waltje
tekkel
414
Wap (van de)
Wijs (van de)
415
Wazel, wazelen
onzin, onzin vertellen
416
Wek
brood
417
Wè~rd
waard, wei aan de Maas
418
Wieks
schoensmeer
419
Wies
tot
420
Wiet
ver
421
Wiets
stok, twijg
422
Wings
scheluw
423
Wroebel
wasbord
424
Wuilus
lobbes
425
Wulleboëne
tuinbonen
426
Qualmen
walmen
427
Zatvrèter
leknaas, iemand die altijd klaagt over het eten
428
Zeikkelder
gierkelder
429
Zeikschöpper
gier-emmer
430
Zekdempel
mier
431
Zoebele
sabbelen
432
Zumpen
huilen
433
Zuutjes
zachtjes, langzaam
434
Zwägel
lucifers
435
Zwee~l
eelt
436
Zwelf
zwaluw



Uitdrukkingen:
De stómste bore hebben de diekste petatten.
Ge kunt unne nákse neet in de tes veule.
D'n be~ste Pruus haet nog 'n pè~rd gestoale.
't Stet geschreve en gedrukt: ge meug krabbe woa 't jukt.
Loat de bore ma dorse.
Dát guf d'r gen.