zondag 29 maart 2009

Los (1)


Friese doorlopers


Zo maar wat losse herinneringen. Deze b.v., ooit gehoord van mijn tante Gretha Jonkers: Toon Rutten kwam op oudjaarsdag bij haar in de VIVO winkel. “En, Toëen, godde geej vanaovend ok neejjoar aankaarte?” “Nè~è” zei Toëen, “doa heb ik gen zin mer ì; ik heb al hoonderde kiere neejjoar aangekaart.”

Hij zal toen hoogstens 60 zijn geweest, dus volgens mij zat er een fout in zijn berekening. Hij was aannemer en ik hoop dat hij beter de tel bij kon houden als hij de kosten van een huis calculeerde. Misschien had ik nu nog in Lottum gewoond als Toëen wat anders geteld had. Rond 1960 wilde mijn pa een huis bouwen op het stuk naast Donners dat later gekocht is door Jeu en Truus Meyboom. Pierre Keiren had een tekening gemaakt, een mooi vrijstaand, helemaal onderkelderd huis. Pa had vijfentwintigduizend gulden in de portemonnee, meer mocht het niet kosten. Het werd een eerste keer aanbesteed maar was veel te duur. Pierre schaafde hier en daar wat van de kamers en de keuken af en het werd nog eens aanbesteed: f28.000. Het bouwproject werd afgeblazen.

Kort daarna verhuisden we naar Oosterhout en daar kocht hij een rijtjeshuis voor f28.000. Wat zou er gebeurd zijn als Rutten wat lager ingeschreven had? Als we net een nieuw huis gebouwd hadden waren we waarschijnlijk niet uit Lottum vertrokken en dan was er een goeie kans dat ik nu in dat huis gewoond had.

In 1951 of zo hadden we een strenge winter. De Maas was dichtgevroren en ik ben toen als kleutertje van 3 jaar aan de hand van Dora Renkens op en neer de Maas overgelopen. Is dat sindsdien nog eens gebeurd? Dat de Maas dichtgevroren is?
Ik kan me nog wel een keer herinneren, in 1957 of zo, dat er ijsschotsen in de Maas dreven en dat in Houthuizen een paar jongens (Ger en Wiel Clevers?) springend van schots naar schots naar de overkant gingen en terug.

Ik weet niet of het echt zo is, maar in mijn herinnering konden we vroeger elke winter schaatsen. De Lottumse ijsbanen waren Bartelskoel, Pastoorskoel, de grachten van d’n Borggraaf en de Krómmen Toe~n, een ondergelopen stuk wei langs de Maas. En als het echt hard gevroren had, het Broekhuizer schuitwater. Het Lottumse schuitwater vroor nooit goed dicht omdat er “sprungen” inzaten.
Schaatsen kocht je bij schoester Funs van Dijk: korte botjes of Friese doorlopers met zo’n lange uitstekende punt, die je met katoenen veters onder je laarzen of schoenen vastbond. Een passende naam hadden ze; het was inderdaad meer lopen dan schaatsen met die dingen. Mijn pa was een schaatsliefhebber en kocht schaatsjes voor me toen ik 3 was en leerde me daarop schaatsen. Ik kon al schaatsen voor ik fatsoenlijk kon lopen. Nou ja, schaatsen is een groot woord denk ik, het zal wel krabbelen zijn geweest, of in het Lottums: schravelen. Die schaatsjes heb ik lang bewaard, een cm of 12 lang schat ik, maar ze zijn bij een verhuizing een keer verdwenen.

zaterdag 28 maart 2009

Boerendorp

“Lottum is een boerendorp; mijn vader trouwens ook”, schreef een van mijn pa’s leerlingen in een opstel. En afgezien van de taalfout klopte dat precies. Tot en met de 60-er jaren tenminste, toen er nog boerderijen stonden midden in het dorp, met koeien en varkens en kippen en al. De boerderijen van Breukers René en Broekmans Toeën, bv aan de Markt. En tegenover de kerk, waar De Smetenhof gebouwd is, stond de boerderij van Bartels Kuëp met Bartels’ koel, waar we ’s winters op schaatsten. Achter de kerk was de boerderij van Coenders (Clever Jan). Wat verder weg van de Markt, achter het Spuitenhuuske op de Broekhuizerweg had je Vergeldt (Stökers), vooraan op de Horsterdijk Vosbeek en Thielen en in de Hoofdstraat, tegenover het klooster stond de boerderij van Van de Pasch (Lemmens). Schuin daar tegenover, naast het klooster was de boerderij van fruitboer Obers.
En ook kwekers: Keltjens Vic, Cremers en Koopmans Sjang aan de Markt en Muijsers en Zegers aan de Broekhuizerweg. Van Soest (Stoeëpen) had je ook nog aan de Hoofdstraat, naast de plek waar nu de Rabobank staat, tegenover Thilot, maar ik weet niet meer wat die precies deed.

Die boeren en kwekers zijn allemaal weg uit het centrum. Jammer. Ik ben benieuwd naar het “Fotoboek Lottum” dat Frans Gommans in mei gaat uitgeven en ik hoop dat er veel foto’s in staan van het Lottum uit mijn jeugd: de gebouwen en de mensen die er in woonden.

Ik weet het niet, zijn er nog echte boeren in Lottum? Met koeien in de stal en rogge, bieten en mais op het land? Een paar varkensfabrieken moeten er nog wel zijn want die ruik je als je door het dorp fietst, maar de meeste boerenzonen zijn geen boer meer denk ik. Het zijn kwekers geworden, maar ondanks dat ze geen boer meer zijn, boeren ze nog steeds goed want ik zie overal grote huizen staan met dikke auto’s voor de deur.

Van mijn lagere schoolklas mochten drie jongens naar de middelbare school, vond de meester van de zesde klas (mijn pa): Harry van de Pasch, René Breukers en ik. René ging naar de HBS in Venray en Harry en ik naar het Thomascollege in Venlo. Niet dat ik spijt heb van die keuze, maar als het om geld verdienen gaat dan had hij me beter naar de land- en tuinbouwschool in Horst kunnen sturen denk ik. Dan had ik nou misschien ook in een groot huis in Lottum gewoond met een park van een tuin er omheen en drie grote auto’s voor de deur. Met een baantje als leraar of gemeenteambtenaar of ingenieur bij de heidemij (waar ik later terecht kwam) woon je in een rijtjeshuis met een klein tuintje voor en achter en een tweedehands Opel Astra voor de deur.

Ik heb het gymnasium niet afgemaakt, gedeeltelijk als gevolg van onze verhuizing uit Lottum in 1962, gedeeltelijk doordat de nieuwe school in Oosterhout me niet beviel, maar ik zal maar niet teveel smoesjes vertellen: hoofdzakelijk door mijn eigen luiheid. Van 1963 – 67 heb ik de middelbare tuinbouwschool in Boskoop gedaan, moest toen in dienst, heb 2 jaar bij de heidemij gewerkt, daarna de HTS W&W in Tilburg gedaan, vervolgens bij diverse ingenieursbureau’s en aannemers gewerkt en sinds een dikke 3 jaar ben ik ambtenaar bij de Europese Commissie.

René heb ik op het afgelopen rozenfeest gesproken. Hij is na de HBS niet verder gaan studeren en hij vertelde me dat hij maar één baan heeft gehad: administrateur op de HTS in Venlo. Hoe Harry van de Pasch het gedaan heeft en wat er van hem geworden is, weet ik niet.

Ik heb nog één of twee of misschien drie berichten over Lottum in mijn hoofd zitten. In de paasvakantie ga ik een week lui aan het strand liggen in Zanzibar en dan zal ik eens nadenken over mijn volgende blog.

Van Broekmans Toeën zijn we intussen in Zanzibar aangekomen. Ver genoeg voor vandaag. Morgen verder.

zaterdag 14 maart 2009

Mijn muzikale carrière


Klarinet - Jan Keltjens van 't Vaore

Als mensen mijn smalle handen en lange vingers zien dan krijgen ze er vaak spontaan allerlei praktische ideeën bij over wat ik daar mee zou kunnen doen. Van diverse vrouwen heb ik bijvoorbeeld al eens gehoord dat ik goeie handen zou hebben voor een gynaecoloog. Die hebben waarschijnlijk onprettige ervaringen achter de rug met dokters met handen als kolenschoppen en schatten in dat mijn slanke handjes soepel en pijnloos naar binnen zouden glijden.

(Raadsel: hoe verft een gynaecoloog zijn voordeur? Antwoord: hij gaat in de gang staan, steekt zijn hand + verfkwast door de brievenbus naar buiten en begint te strijken.)

Mannen daarentegen vinden eerder dat mijn lange vingers uitermate geschikt zijn voor het bespelen van een heel ander instrument: de piano.

Dat vonden mijn ouders blijkbaar ook, want toen ik een jaar of 10 was vonden ze het tijd om mij wat cultuur bij te brengen en deden me op pianoles. Een muziekleraar kwam elke woensdagmiddag op zijn scooter uit Tegelen en probeerde me enthousiast te maken voor het bespelen van dat ding. Maar dat pakte hij helemaal verkeerd aan. Hij liet me week na week alleen maar vingeroefeningen doen en noten lezen en daar zag ik de lol niet van in. Hij had me vanaf het begin ook (simpele) muziek moeten laten maken. Dat stimuleert, dat zie ik nu bijvoorbeeld bij mijn eigen dochter. In elk geval: ik zanikte thuis net zo lang tot ik van pianoles afmocht. Einde pianocarrière.

Wat dan? Zingen dan maar, dat is gemakkelijker. Mijn pa had het kerk-zangkoor opgericht en daar werd ik verplicht bij ingelijfd. Maar ja, ik hield van Elvis Presley en Roy Orbison in die tijd en die halleluja van de kerkmuziek kon me niet erg bekoren. Ik ben sowieso al niet zo’n zanger en verder dan achteraan een beetje meebrommen ben ik nooit gekomen. Einde zangcarrière.

Volgende poging: de harmonie. Toen ik een jaar of 12 was werd in Lottum de jeugdharmonie opgericht en dat leek me wel wat. Trompet wilde ik graag spelen, zo’n mooi glanzend koperen instrument waar zo’n prachtige klanken uit komen. Maar wat gebeurde er: directeur Wiertz keek me in de mond en vond dat die geschikt was om klarinet te spelen. Klarinet! Zo’n lelijke zwarte knuppel met het geluid van een hoestende kraai. Dat was wel het allerlaatste waar ik zin in had. Ik was totaal ge-demotiveerd. Geen zin om thuis te oefenen en daarom kon ik niet meekomen bij de repetities in de zaal en als het wat moeilijk werd deed ik maar net of ik speelde maar blies niet mee. Ik heb eens een hele processie met die knuppel in mijn mond meegelopen zonder een noot te blazen. Jan Keltjens van ’t Voare heeft me nog een tijdlang ’s zondags na de hoogmis thuis bijles gegeven en heeft zijn best gedaan om me enthousiast te maken, maar helaas, ik ben er mee gestopt. En dat was dan ook het definitieve einde van mijn muzikale carrière.

Jammer vind ik het wel. Ik hou erg van muziek en ik zou op dit moment veel liever zelf muziek maken dan wat onzin op een toetsenbord zitten te tikken. Maar ja, het is niet anders, de kans om te leren mooie klanken te produceren heb ik voorbij laten gaan. Ik moet het met woorden doen, evenals iedereen die dit leest.

Zwemmen in Lottum

Het is altijd behelpen geweest met dat zwemmen in Lottum. Mijn eerste zwembad was de Molenbeek bij Mulder Sjeng in Houthuizen. Dat was begin 50-er jaren. Als het heet was zetten ze een schot tegen de duiker aan die daar onder de weg door liep en dan stuwde het water in de beek wat op zodat de Houthuizer jeugd daar wat kon spetteren en pootje baaien. Een extra attractie was de glijbaan, een betonnen goot naast het huis van Clevers waarin de Molenbeek een paar meter omlaag viel.
Een zwembroek had ik toen nog niet, maar geen nood: een oud roze hemd van tante Lies werd in het kruis met een paar steken bij elkaar genaaid en voilá, daar stond ik in een badpak. Ik hoop niet dat iemand er ooit een foto van heeft gemaakt. Zeker niet nadat ik er een paar keer mee van de glijbaan afgegleden was want daar was het hemd van tante Lies niet op gemaakt en er zaten al gauw grote gaten in van achteren.

De volgende fase in de ontwikkeling van Lottumse zwemfaciliteiten kwam een paar jaar later toen veerman Sjaak Vergeldt een stuk Maas afzette met betonstaalmatten en een paar kleedhokjes bouwde. Dat was nog niet direct een olympisch bad, maar dat begon er toch op te lijken en daar bracht de Lottumse jeugd de zomerse zondagen door, zonnend op een handdoek in het gras. En af en toe een stuk zwemmen, op en neer de Maas over of een schip vangen, er op klimmen en een stuk mee varen.

Die kleedhokjes vormden voor ons, jongens van een jaar of 14, een extra attractie: dat was een soort “peep show”. Ze waren van vurenhout met van die noesten er in. Die kon je er uit drukken en dan zat er een gaatje in de plank waardoor je in het volgende hokje naar binnen kon gluren. En steeds als een van de Lottumse schonen (of minder schonen, daar waren we niet kieskeurig in) een hokje instapte om zich om te kleden werd er door de jongens gevochten om de beste plaats bij zo’n loergaatje.

En dan hadden we nog de Wittenberg in Lomm. Niet mijn favoriete zwemlocatie, maar ik moest wel mee als de families In ’t Zand en Van Gool op warme zondagen besloten daar samen naar toe te fietsen. Pic-nic mand mee, de kleintjes in een stuurstoeltje of achter op d’n draeger en op naar Lomm. De Wittenberg was een ven, bruinachtig water, volgegroeid met waterlelies en hier en daar nog een stukje open water waar je kon zwemmen.

Een andere optie was Horst, daar hadden ze een echt zwembad. Maar daar moest je dan wel een kilometer of acht voor fietsen. En het was al zo heet.

In Venlo was het Sportfondsenbad alias Sportbatsenfonds. Daar gingen we met de 5de en 6de klas van de lagere school één keer per week (meen ik) schoolzwemmen, heel vroeg met een bus. Een ongezellig bad was dat, koud water, strenge badmeesters die je allerlei vervelende oefeningen lieten doen. Ik denk dat ik daar de hekel aan zwemmen heb gekregen die ik tot de dag van vandaag nog steeds heb. Ik zwem bijna nooit. We hebben hier in Oeganda een zwembad in de tuin waar ik in ruim twee jaar twee keer even in ben geweest.
In Mozambique woonden we 200 meter van de Indische Oceaan. Mensen kwamen honderden kilometers rijden om er te zwemmen, maar in de twee jaar dat we er gewoond hebben ben ik maar één keer in het water geweest.

Al met al een goed beeld van mijn sportcarrière: voetballen was al niet veel; zwemmen nog minder.

PS: ik kreeg opmerkingen dat ik op mijn foto, met dat donkere hemd en witte boordje, wel erg veel weg had van een pastoor. Het is in feite nog erger: als je pastoor Kerbosch googlet krijg je die foto te zien met zijn naam eronder. Het is in werkelijkheid een blauw hemd en een witte stropdas, maar om elk misverstand over de richting van mijn professionele carrière te voorkomen, heb ik die foto vandaag maar vervangen.

zondag 8 maart 2009

Marjan van d'n Edah

Ik ben niet de enige met Lottumse roets en een koffer vol jeugdherinneringen. Marianne Verstraaten b.v. van hetzelfde bouwjaar als ik (1947), weet ook nog van alles en schrijft me de laatste tijd regelmatig over het Lottum van haar jeugd. Met haar toestemming hier een bloemlezing uit haar berichten.

------------------------------------------------------------

Nu het hoofdstuk Juf Clemens. In de volksmond Miej van Scheer Piet. Toen Pap het huis van Hovens kocht en Mia de huur opzegde, zwoer ze dat ze net zolang bleef zitten als wettelijjk mogelijk was. Ze heeft inderdaad de bouw van Straatex Cafetaria met vier jaar vertraagd. Wij deelden de gang in dat huis maar hadden er niet zoveel contact mee. Ze was toen al wat ziekelijk, volgens mij bronchitis of astma. We hoorden haar altijd hoesten. Op de lagere school heb ik er maar even les van gehad, ik geloof in klas 3 of 4 en toen werd ze weer ziek. Toen nam Juf van Hegelsom het over en in de 6e klas kregen we les van een non waar ik de naam niet meer van weet. Ze had een wrat op haar kin waar altijd een rode haar uit stak. Jakkes..

Frieten Bert, zijn officiele naam is me even ontschoten, woonde in de Hoofdstraat naast Smits. Niet de bakkerij, maar een stukje verder was het ouderlijk huis van Mia Smits. Frieten Bert kwam altijd in de winkel en kocht dan roomboter. "Vrouw Verstraaten, doe mij maar een pakje boter", en dan draaide hij zich half om naar de rest van de klanten "ik zeg, doe mij maar een pakje GOEDE boter". Als hij groene zeep kwam halen, wilde hij niet dat Mam dat in papier pakte. "Doe het maar in mijn zakdoek, die moet toch in de was", en dan werd er met luid gekraak een zakdoek opengevouwen.
Bertus had een viool en in Lottum werd verteld dat dit een Stradivarius zou zijn. Enfin, Berts vrouw stierf en ons Mam had medelijden en stuurde me op Eerste Kerstdag 's morgens met een dienblad vol lekkernijen naar Bertus. Ik zal toen 8 of 9 jaar zijn geweest. Bertus was zo ontroerd en stond erop om viool voor me te spelen. Van het vioolspel kan ik me niet veel meer herinneren, dat zal dus wel niet veel hebben voorgesteld, ik vergeet echter nooit meer de tranen op de wangen van een broodmagere, eenzame oude man. Toen Bert stierf zei men dat de pastoor (niet Kerbosch, die was toen ook al dood) de viool had geërfd.

Knot, Wilma Fincken, de dochter van een politieman. Ik was daar inderdaad bevriend mee maar ben haar al snel uit het oog verloren. Totdat ik in 1999 kwam te werken op College Den Hulster. Een van de adjunct-directeuren heette Frans Kunnen, woonde in Sevenum en bleek getrouwd met .......Wilma. Het is nog altijd een mooie vrouw. Frans is inmiddels in de vut, maar ik kom ze samen nog wel eens op de markt in Blerick tegen.

Verder heb ik niet zoveel contact met mensen uit Lottum. Ik ben twee jaar geleden wel naar het Rozenfeest geweest en heb daar Henk Martens getroffen. Mijn jongste broer Frans moest optreden (zingen) op het Rozenfeest. Het jaar daarvoor ben ik met mijn schoonzus uit Hoofddorp in Lottum geweest en hebben we op Den Hook een kop koffie gedronken.

Ook ben ik vorig jaar nog in mijn geboortehuis aan de Hoofdstraat geweest. Ik zag dat de zoon van Corbey aan het verbouwen was en heb gevraagd of ik met mijn oudste broer Piet nog een keer mocht komen kijken voordat hij stierf. Dat mocht gelukkig. En dan komen inderdaad de herinneringen weer boven...... De perenboom in de tuin, de garage naast het huis met het kamertje erboven, mijn oude kamer met daarnaast op de gang de nis waar de pispot altijd stond, de "jongenskamer" waar vroeger 3 tweepersoonsbedden stonden. Alleen was het in gedachten vroeger veel groter, maar dat schijnt normaal te zijn.


Marijke van Giersbergen, ik moest diep nadenken en kom dan op een blond, spichtig meisje met een paardenstaart. Ze heeft in elk geval niet veel indruk op me gemaakt, want ik herinner me verder niets. Woonde ze niet op de Konijnskamp?
Ook Inge van der Zee zegt me niets. Wel haar broer Raymond die bij onze Frans in de klas zat. Ik zal eens gaan zoeken in de "koektrommels" waar nog ergens een klassenfoto van Frans moet liggen. Waarschijnlijk 4e en 5e klas toen.
Mijn jongste herinneringen aan het cafépand op de Markt was toen de Fam. Gooren het café annex danszaal runde. Daarna kwam Dolf Steegs, een zoon en twee dochters: Marleen (1947) en Marie-Louise, iets jonger.
Dan had je de Fam. Iske. Hier herinner ik me alleen nog de dochter Nora.
Daarna was het waarschijnlijk de beurt aan de Fam. Tax. Diverse kinderen o.a. Kees, Diny, nog een ouder zusje, John (die later verbrand is) en Marlies, de roodharige jongste.
Misschien zijn er nog meer café-uitbaters geweest, misschien ook in een andere volgorde dan ik me herinner, dat weet ik niet meer.
Na de Fam. Tax kwam een van de telgen Gooren terug op het nest en werd het hele pand een drankenhandel. Het café werd kantoor, de danszaal werd opslag en de overdekte oprit naar de zaal werd gebruikt voor emballage. Bij deze Piet Gooren waren de vaders Van Giersbergen en de Van der Zee dus waarschijnlijk in dienst. Piet Gooren was getrouwd met een lange, magere vrouw uit Venlo en had twee dochters, Wilma en Lizzy.
Na Piet Gooren ging Jan Hovens er cactussen kweken.
Er heeft ook nog iemand, ene Wim uit Venlo gewoond. Achternaam vergeten.
Thans wonen er Ger Clevis en zijn vrouw El van Deelen.

Voordat ons cafetariapand verbouwd was, hebben we nog even in het oude Hovens-huis gewoond. Ik sliep boven rechts met een raam aan de kant van Lei Achten. Op een nacht werd ik wakker van glasgerinkel. Toen ik uit het raam keek, zag ik dat het café van Wiel Seuren in lichterlaaie stond. Toen ik buiten kwam, was er nog niemand bij, maar zag ik dat Wiel, staande in de overdekte oprit van de drankenhandel, zijn kinderen door een (WC?)raampje kreeg aangegeven, waar ook even later Trees door naar buiten klom. Dit is me altijd bijgebleven en ik heb dat moment wel honderdmaal beleefd.
Of Wiel en zijn vrouw nog leven, weet ik niet. Wiel was bevriend met mijn broer Huub.


Ik heb laatst gedroomd over de "pedjes".
Ik ken er 3. De pedjes werden vooral gebruikt door de lagere schoolkinderen.

Smits pedje: liep langs de bakkerij van Smits, ging over de beek en kwam uit op de Opperdonk bij de boerderij van Egbert Geurts. Onderweg kwam je dan langs de appelboomgaard van Sauvageot (Mèges) en daar hebben we heel wat appels gejat vroeger.

Schoesters pedje: liep langs het huis van Jeucken en kwam ergens op de Hombergerweg uit. Onderweg passerde je dan het huis van Sanders en volgens mij ook van Nôlle Sjang.

Pedje 3 (waarvan ik de naam niet meer weet) liep naast het huis van Klompen Dris (drogisterij Lenssen) en kwam via de Konijnskamp uit bij de lagere jongensschool op de Horsterdijk.