zaterdag 6 december 2008

Lottumse woorden: 291 - 305


Zwelf: topsporter

291 Zoebele sabbelen
292 Zumpe dreinerig huilen
293 Zwägel lucifers
294 Zwee~l eelt
295 Zwelf zwaluw

Zoebele: sabbelen. In de tijd toen ik leerde praten, rond 1950, hield mijn moeder de onzin die ik soms uitkraamde in een boekje bij. Een van de notities die ik me kan herinneren: “Mama, kunne spinne ok zoebele?”

Zumpe: dreinerig huilen.

Zwägel, zwägelkes: lucifers.

Zwee~l: eelt. Krijg je in de handen van het spaajen met de schup.

Zwelf: zwaluw. Steeds als ik acht uur lang met een vaart van bijna duizend kilometer per uur naar Afrika vlieg, moet ik er aan denken dat die kleine vogeltjes dat stuk twee keer per jaar reizen. Niet alleen die oude taaie zwelven, maar ook de net geboren zwelfjes van nog geen half jaar oud. En niet met de KLM, maar met hun eigen kleine vleugeltjes. Absolute topsport.


Dat was de laatste op mijn lijst, maar intussen zijn me de volgende woorden nog ingevallen of ingefluisterd:

296 Hanneke ?
297 (de) Klets ziekte, verkoudheid
298 Kruuske gekruiste vingers bij tikkertje
299 Manskel, mansluuj man, mannen
300 Nagel spijker
301 Pè~k laurierdrop
302 Poet buit ?
303 Richtig echt
304 Schorsenere 'n soort groente
305 Vimpe (fimpe?) met vuur spelen

Hanneke: ik weet niet meer precies wat het was en heb al helemaal geen idee wat het NL woord daar voor is, maar het was in elk geval een stuk van een varken. Een rondachtig ding, om op te eten. Kan het zijn dat het een maag is, gevuld met kleingemalen varkensonderdelen?

Klets: met “de” er voor: met zón waer kunde gemekkelijk de klets weg krie~ge: ziek of verkouden worden.

Kruuske: iemand met de schuilnaam “blommetje” schreef me dat je bij tikkertje niet afgetikt kon worden als je je vingers gekruist hield. Als je getikt werd riep je gewoon “ik heb kruuske”.

Manskél, mansluuj: man, mannen. Echte kerels die op het land werken; geen kantoorwatjes.

Nagel: spijker. Is ook een NL woord, maar wordt daar in deze betekenis niet veel gebruikt.

Pè~k: laurierdrop. Zo’n dunne, ronde zwarte staafjes, ik meen dat we die bij drogisterij Lenssen (Klómpen Dris) kochten. Om zo te eten waren ze niet lekker; we deden ze altijd in een fles met water, flink schudden tot de drop oploste en het water zwart werd en ging schuimen en dan kon je het schuim opzuigen: schuumke trekken. Nog niet echt lekker eigenlijk, maar ja, er viel niet zo veel anders te snoepen in die tijd. Ik weet niet zeker wat nou pè~k was: het drop of het zwarte water in fles.

Poet: buit. Volgens mij tenminste, maar ik weet het niet zeker. Weet iemand het?

Richtig: echt. Dè Jan, dát is enne richtige lómpen boo~r.

Schorsenere: groente, ’n soort wortels. Nooit gegeten.

Vimpe: (of fimpe?): met vuur spelen. “Schei oe~t met dát gevimp; kiender die met veur speule kómme later in de hel!” Dat was wel erg drastisch voor het spelen met lucifers; geen taakstraf, niet even schroeien in het vagevuur, maar voor eeuwig branden in de hel.


Zo, dat was het. We zijn er doorheen; 305 echte Lottumse woorden die ik nog kende.

Nu verder met herinneringen; ik moet eerst eens wat schrijven over pastoor Kerbosch, een markant figuur in mijn jeugd. Maar dat wordt wel na de kerstvakantie, en die brengen we in NL door. Zondag 14 december komen we aan en op 3 januari vertrekken we weer.